De Melk- en Zuivelsituatie in 1949 in het Verenigd Koninkrijk

IN aansluiting op hetgeen wij in ons vorig nummer weergaven over de melk- en zuivelproductie in 1949 in Engeland c.a., geven we hierbij nog een aantal bijzonderheden, ontleend aan het Alg. Agrarisch Archief: Verbruik van boter en kaas In verband met de aanzienlijk gestegen invoer en de vergroting van de binnenlandse productie, was het verbruik van boter en kaas in 1949 aanmerkelijk groter dan in 1948. De boterconsumptie bedroeg per hoofd in 1949 13,5 Ibs. (6,12 kg), vergeleken met 12,5 Ibs. (5,67 kg) in 1948 en een vooroorlogs gemiddelde van bijna 25 Ibs. (11,3 kg). Het kaasverbruik per hoofd bedroeg in 1949 ca. 10 Ibs. (4,54 kg) tegen 8,3 Ibs. (3,76 kg) in 1948 en 8,9 Ibs. (4,04 kg) in 1938. Hieronder volgen gegevens over het verbruik per hoofd van boter, margarine en kaas inde jaren 1938, 1945, 1946, 1947, 1948 en 1949. in kg Boter Margarine Kaas 1938 10,93 4,54 4,04 1945 3,86 7.76 4,40 1946 4,94 6,85 4,54 1947 5,08 6,76 4,22 1948 5,67 7,94 3,76 1949* 6,12 , 8,16 4,54 * geschat Uitvoer van melkproducten De uitvoer van volle gecondenseerde melk zonder suiker, waarvoor Malta en Gibraltar de voornaamste landen van bestemming vormden, bedroeg 4850 ton in 1949, vergeleken met 3515 ton in het voorafgaande jaar en 2235 ton in 1938. Er werden ook geringe hoeveelheden volle gecondenseerde melk met suiker geëxporteerd. Kleine partijen melkpoeder gingen naar Duitsland, de lerse Republiek en een aantal Britsebezittingen. Verbruik van melkproducten Het totale verbruik van alle soorten gecondenseerde melk in 1949 bedroeg 186.640 ton, tegen 140.410 ton in 1948 en een vooroorlogs gemiddelde van 258.370 ton. Het verbruik van volle gecondenseerde melk met suiker en van volle gecondenseerde melk zonder suiker, dat 48.770 ton, resp. 86.765 ton bedroeg, was aanzienlijk meer dan in 1948, toen dit 32.615 ton, resp. 82.400 ton bedroeg, maar een nog grotere toeneming werd waargenomen bij het verbruik van magere gecondenseerde melk, dat steeg van 25.400 ton in 1948 tot 51.105 ton in 1949. Het verbruik van melkpoeder daalde van 61.470 ton in 1948 tot 54.760 ton in 1949, doch bleef nog aan-

zienlijk boven het vooroorlogse gemiddelde van 36.475 ton. De geringe daling van het verbruik van magere melkpoeder van 27.130 ton in 1948 tot 25.400 ton in 1949 ging gepaard met een daling van het verbruik van vol poeder van 34.340 tot 29.360 ton. Ontwikkeling, heden en toekomst van de Engelse zuivelindustrie Aan een aantal nummers van het maandblad van de Milk Marketing Board „The Home Farmer” ontleent het Bedrijfschap een aantal feiten en beschouwingen met betrekking tot de zuivelsituatie in Engeland en Wales. Bij de ontwikkeling van het zuivelbedrijf gedurende de laatste twintig jaren kunnen drie phasen worden onderscheiden: 1. de crisisjaren na 1930, toen overal ter wereld overschotten aan landbouwproducten voorkwamen, met lage prijzen als gevolg; 2. de oorlogsjaren, toen er schaarste aan levensmiddelen was én er een grote vraag naar melk bestond, waardoor zich het probleem voordeed, hoe met een beperkte hoeveelheid veevoeder de melkproductie te vergroten; 3. de huidige toestand, waarbij het punt is bereikt, dat de rantsoenering van consumptiemelk kon worden opgeheven. Indien thans de huidige toestand vergeleken wordt met die van voor de oorlog, dan blijkt, dat inde jaren 1948 en 1949 door de veehouders aan de Milk Marketing Board werd afgeleverd: 1948 1949 ton ton Afgeleverd door veehouders 6.452.456 6.902.345 Hiervan voor consumptiemelk 5.789.347 6.187.896 Voor industriële verwerking 663.109 714.449 terwijl de afleveringen in 1939 5.241.600 ton bedroegen, waarvan omstreeks 3.556.800 ton als consumptiemelk werd gebruikt. Een aantal redenen voor deze krachtige stijging van de melkproductie sedert 1939 zijnde volgende: Sinds 1939 is het aantal melkveehouders met 25.000 toegenomen en al bezitten de meesten hiervan maar een kleine kudde, toch dragen zij wellicht een 470.000 ton per jaar bij. Bovendien heeft bij de melkveehouders een grotere specialisatie op de melkwinning-zelve plaatsgevonden, d.w.z. er wordt meer melk afgeleverd en minder achtergehouden voor zelfkarnen en voor opfok. Voorts is de omvang van de melkveestapel sinds 1939 met 250.000 stuks gestegen, terwijl de productie per koe sedert de oorlogsjaren een geleidelijke verbetering van ruim 100 gallons (468 kg) heeft ondergaan en thans 600 a 620 gallons (2808 a 2902 kg) bedraagt. Men verwacht dit cijfer door betere fokraethoden,

649