No. 21 59e JAARGANG 26 Mei 1953 VERSCHIJNT WEKELIJKS

Kindersterfte en melkkwaliteit

1. Statistische gegevens : Volgens een verslag van Prof. Heymans (Gent) uitgebracht in 1946 was er een lichte stijging van de kindersterfte inde meeste landen gedurende de oorlogsjaren, inmiddels is een aanmerkelijke verbetering ingetreden. 1939 1941 1951 België 8,2 9,2 5,0 Nederland 3,4 4,3 2,7 Frankrijk 6,3 7,3 5,2 Denemarken 5,8 5,5 2,9 Engeland 5,4 6,4 3,4 Duitsland 6,0 6,3 5,3 Zwitserland 4,3 4,1 3,0 U. S. A 4,8 4,5 2,9 Een opvallend laag percentage kindersterften wordt vastgesteld in: Zweden 2,1%, Nieuw-Zeeland 2,3% en Australië 2,4 %. Het is typisch dat vooral in België en Frankrijk iets meer kindersterften vastgesteld werden in het begin en op het einde der oorlogsperiode; België 9,3 (1940) 10,3 (1945) Frankrijk 9,1 11,0 We menen echter dat de eerste jaren na het beëindigen van de oorlog voor sommige Europese landen nog noodlottiger waren. In Duitsland b.v. was in 1947 de kindersterfte 11 %, tweemaal zo hoog als inde vooroorlogse periode. Deze sterftecijfers, afgezien van de schommelingen van de laatste jaren, zijn relatief gering in vergelijking met de kindersterfte welke een eeuw geleden vastgesteld werd. De kindersterfte bedroeg rond 1850 immers nog 30 % in België en zelfs omstreeks 1900 nog 25 % in Duitsland. Ontegenzeglijk werd dus een grote vooruitgang geboekt, die o.i. niet zozeer aan de kwaliteit der melk, doch in grote mate ook te danken is aan de toeneming van praenataal onderzoek, verblijf in moederhuizen en diensten voor kinderwelzijn. De vooruitgang van de geneeskunde (verloskunde, geneesmiddelen ) en de verbetering van de hygiënische voorwaarden (huisves-

ting, liehaamshygiëne, ) hebben eveneens een gunstige invloed gehad. 2. Oorzaken van de Kindersterfte : Zonder het zeer grote belang van de kwaliteit van de melk te ondersohatten is het nochtans nuttig erop te wijzen, dat het grootste percentage der kindersterften niet veroorzaakt wordt door darmaandoeningen of spijsverteringsstoomissen. Het is een bekend feit, dat de voeding van de toekomstige en zogende moeders in eerste instantie de gezondheidstoestand en het weerstandsvermogen der zuigelingen zal beïnvloeden. Een groot belang werd hieraan gehecht inde jaren van schaarste aan voedingsmiddelen en ongetwijfeld bestaat een zeker verband tussen de kindersterfte en de algemene voedingstoestand van de bevolking. Bij de vergelijking van het aandeel der kinderziekten, welke in België de sterfte der kinderen veroorzaakten, komt men tot het volgende beeld voor de jaren 1946 en 1947. Het is duidelijk dat in deze jaren de levensvoorwaarden en de voedingscondities van de bevolking in het algemeen flink verbeterd waren tegenover de oorlogsperiode, zodat deze cijfers als normaal mogen beschouwd worden: Uit deze tabel blijkt dus dat amper 1 % der gevallen van de kindersterften te wijten is aan storingen van het spijsverteringsstelsel, welke ter wille van de bijna uitsluitende melkvoeding aan de melk zou kunnen toeschouwd worden: (zie tabel pag. 420). Talrijke factoren laten echter hun invloed gelden, zelfs bij aankoop of gebruik vaneen zeer goede grondstof. Er mag verondersteld worden dat zelfs bij de levering van goede melk nog de volgende punten van groot belang zijn en storingen kunnen veroorzaken: 1° Bewaring: koelkast of kamertemperatuur, een hoge temperatuur zal de baoteriëngroèi bevorderen inde melk. 2* Samenstelling; fabrieksmelk, d.i. gepasteuriseerde mengmelk met constant vetgehalte of boerenmelk met schommelende samenstelling (eiwit en vet%) en twijfelachtige kwaliteit. 3° Voeding: frequentie en hoeveelheid, verdunning en temperatuur der melk bij het toedienen.

419