Tegen de beslissing der Directie inzake de blijvende uitkeering werd door den getroffene beroep ingesteld; hij vorderde eene uitkeering van minstens 25 ets. per dag, op grond dat de ontvangen vergoeding „op verre na niet opwoog tegen het bijna algeheel verlies van een oog, dat hem in de toekomst zeer nadeelig kon zijn.”

In de contra-memorie, waarmee de Directie het klaagschrift van den getroffene beantwoordde, betoogde zij, dat bij den getroffene van „bijna algeheel verlies van een oog” geen sprake was; dat integendeel de geraadpleegde deskundige de gezichtsscherpte van het getroffen oog stelde op en dat deze de invaliditeit, daardoor veroorzaakt, schatte op hoogstens 5 “/o; eene uitkeering van 25 ets. per dag, zooals de getroffene verlangde, zou neerkomen op een invaliditeitsschatting van ruim 27 %. Wat verder het toekomstig nadeel betrof, dat de getroffene van zijn ongevalsletsel verwachtte, daarmede kon zoo noodig rekening worden gehouden door herziening van de toegekende rente, zoodra van dat toekomstig nadeel zou blijken.

De zaak werd behandeld ter terechtzitting van 16 April 1914; door den Voorzitter der Commissie van Scheidslieden was opgeroepen als deskundige de oogarts, die de Directie in deze had geadviseerd, terwijl ook de klager zelf ter terechtzitting was opgeroepen. De L.-O. werd vertegenwoordigd door den Chef van ons Bijkantoor te Groningen.

De deskundige verklaarde ter terechtzitting, dat de invaliditeit moeilijk met juistheid was te bepalen; 5 % achtte hij voldoende, in geen geval wenschte hij hooger te gaan dan 10 °k.

De Commissie van Scheidslieden, uitspraak doende, verhoogde de uitkeering tot 10 % invaliditeit. Partijen hebben zich bij die uitspraak neergelegd.

Wat recht en billijk is.

Onlangs deed het geval zich voor dat een P. O. C.-lid, dat voor den wegens dienstplicht afwezigen Secretaris het Secretariaat waarnam, aandrong op eene hoogere uitkeering aan een getroffene dan op grond van het oordeel van den geneesheer en van andere Commissieleden vastgesteld was. Tevergeefs werd gepoogd den waarnemenden Secretaris te overtuigen dat de bedoelde uitkeering juist moest worden geacht. Hij bleef vasthouden aan zijne meening en was van oordeel dat, al mocht de vaststelling der uitkeering dan geschied zijn overeenkomstig de bestaande bepalingen, wij „wat moesten plooien” om den betrokken arbeider een hoogere uitkeering te verschaffen.

Nu is het, meenen wij, al meermalen gebleken dat de L.-O. afkeerig is van een enge opvatting der Reglementen. Maar dit neemt niet weg, dat zij zich dient te houden aan wat die Reglementen zeggen. Het gaat natuurlijk niet aan om als we in een stemming van medeiijden verkeeren een hooge uitkeering te geven en als een geval ons medegevoel minder prikkeit een lage uitkeering te verleenen. Neen, bij het toekennen van uitkeering dient een vaste lijn gevolgd. Als een uitkeering wordt vastgesteld, dan geschiedt die vaststelling op zeer

deugdelijke gronden, onafhankeliik van een tijdelijke gemoedsstemming.

Wij hebben gemeend op dit geval hier te moeten wijzen. Als particulier kunnen we ons door ons gevoel laten leiden, als vertegenwoordiger van de Organisatie, beschikkende over het geld van anderen, dienen wij strikt te volgen de regelen die voor hot besteden van dat geld zijn aangegeven.

Wat te doen wanneer men kalk in een oog krijgt?

Niet met boorwater uitwasschen, zooals men onlangs deed, toen een werkman van een onzer leden kalk in een oog kreeg. Dit was fout. Gelukkig liep het geval goed af.

Een zeer bekend oog-specialist, wien wij in het belang van onze leden advies vroegen, deelde ons mede, dat bij oogkwetsingen door kalk of gips, het beste eerste hulpmiddel zuivere olijfolie is, welke in zoo ruime mate tusschen de oogleden moet worden gedruppeld, dat de overvloeiende olie ook de oogleden aan de buitenzijde flink bevochtigt.

Aangezien echter niet iedereen dit beste middel steeds in huis heeft, en niet overal een apotheek in de buurt is, waar men het spoedig kan halen, wordt nog een ander zij het ook niet zoo afdoend middel aangegeven, dat echter gemakkelijk door iedereen gemaakt kan worden, namelijk zeer sterk suikerwater. Om dit te krijgen lost men in gewoon zuiver water zooveel suiker op, als het water maar wil opnemen, en druppelt de oplossing overvioedig in het getroffen oog.

Zoo de pijn na de indruppeling met olijfolie of suikerwater niet vermindert, herhaalt men de indruppeling, legt daarna een stukje schoon linnen, zoo mogelijk met olijfolie gedrenkt, op de oogleden, en bindt vervolgens een doek over het oog heen om het hoofd vast. De getroffene moet zich alsdan onmiddellijk naar een geneesheer, liefst naar een oogarts, begeven.

Boomkweekerij.

Aucties.

Nu tengevolge van de crisis het afzetgebied onzer producten tijdelijk is verkleind, komt het spook der aucties de handelaren voortdurend beangstigen. Wel zal de vrees blijken grooter te zijn dan noodig is, doch waarin normale tijden de schade door het onoordeelkundig auctioneeren reeds groot is, daar is die vrees thans niet geheel zonder grond. Ofschoon in Boskoop verschillende handelaren zich tegen het auctioneeren hunner artikelen hebben uitgesproken en dienaangaande zelfs overeenkomsten met boetebepalingen hebben aangegaan, toch wordt nog jaarlijks de markt in ’t buitenland bedorven door de vele aucties van boomkweekerij-artikelen, zij het dan ook van mindere kwaliteit.

Het moet wei eenigszins verbazing wekken, dat tegen deze aucties slechts middelen zijn getroffen, die wel het kwaad, doch niet de oorzaak wegnemen en dus ook op den duur niet doeltreffend blijken. De oorzaak van het zenden op auctie is de „overproductie”. Vroeger werd