WENSCH.

Weg mogt ik reizen,

Ver, ver over zee,

O, mijn geliefde!

Met u alleen.

Van vuige bespieders

En koude belagers

Hield zij ons verre

De bruischende afgrond,

De dreigende zee.

Wij waren zoo zeker

En zalig alleen.

Verhief zich de storm,

’k Zon u bewaken

Aan mijne borst.

Als dondrende baren

Ten hemel zich hieven.

M.

11