ende creatie (tot Magister of Doctor) bij den voornoemden Kector ende Professeurs ook regard zal genomen worden op de deuchde, ’t leven, ende bequaeme ouderdom van de persoenen, omme niet toegelaten te worden dengeenen die van eenich quaet ende onmanierlijk leven ofte zeer jonck van jaeren mogen zijn.” Zoo was ’t odieuse woord uit de statuten gebannen, maar de odieuse zaah in veranderden vorm wettelijk vastgesteld.

VI.

Den noodlottigen eed op de Bekentenisse des Geloofs moest men al spoedig opgeven. Hij werkte zoo nadeelig dat in den aanvang van 1577 Rector en Professoren zich met de Curatoren en de regering vereenden om in rekest zijn opheffing van de Staten te verlangen. Want vele uitheemsche studenten die te Leiden wilden studeren, maar niet in de Theologie, hadden zoodra ze visie der statuten verkregen, hun plan laten varen t bysonder door oorzaken van zekeren exorbitanten ofte captieusen eedt;” een andere reden waardoor ze afgeschrikt werden, was ; dat er aan de Studenten alleen vrijheid van stedelijken niet van lands-accijnsen werd verleend. Daarom verzochten de adressanten vrijdom van accijnsen voor allen, opheffing van den eed voor niet-Theologanten. Beide verkregen ze, ’t laatste zelfs zonder restrictie voor de theologanten. En sedert dien tijd nam ’t aantal der studerenden zoo zeer toe dat er 1581 honderd negen en