Maar dan, als de stormen uw toppen besproeijen
Met scbuim, en de zee als in doodsangsten brult
De wind lang uw bergen en dalen gaat loeijen,
En alles van schrik en van vrees is vervuld;
O einden der aard, wilde bergen en stranden!
Als ’t schip op uw grond zich te bersten dan stoot:
O weest dan een plek, waar de bevende handen
Zich heffen omhoog; waar een angstkreet in nood,
In doodsnood geslaakt, wordt door ’t feestlied vervangen;
Een plek, waar bij stormen een danktoon zich mengt;
Een plek, waar verlossing nu vreugdegezangen
Doet ruischen en tranen van dankbaarheid plengt!
6 Aug. 57.
H. V. cz.