ELSJE.

dorp uit voert een weg door ’t bosch,

ISCWaar eiken staan en bramen groeijen,

Waar slingers om de stammen bloeijen

En hier en daar viool in ’t mos.

Niet ver, ligt op een kleine plek

Een boeren woning. Sloot en hek

Zijn scheidsels tusschen weg en hoeve.

Die half beschaduwd is door ’t hout,

En steeds bewaakt wordt door den stroeven

Maar trouwen hond. Op ’t erf aanschouwt

M’een bed met bloemen en een wingert.

Die tot op ’t rieten dak zieb slingert.

En om de kleine zijdeur buigt;

En bovendien zien nog daar de oogen,

Daar over de onderdeur gebogen,

Schoone Els in ’t zondagspak getuigd.