lijke beginselen van brutaal rhumatisnie. Gelukkig blijft het drietal een oogenblik staan. Mevrouwe de Douariire Klapperingh tot Klipperenburgh staat met vier harer liefste spruiten zeer eerbiedig te nijgen. Luitenant Verkeurs knoopt daarop een fluisterend gesprek aan met Freule Zerlina , eene vijfentwintigjarige Hebe met een paar dozijn allerbeminnelijkste sproetjens onder heur linkeroog, mitsgaders met Freule Aimée, eene bleeke Minerva van het jaar des Heeren 1830 , door duchtige ijzers in heure keurs wreed geplaagd. Het zou bizonder ven-aderlijk van mij zijn, Sir ! als ik u een staaltjcn van dit gesprek meedeelde. Gij zijt niet op het vasteland gekomen om er den spleen op te zoeken, maar wilt ge een recept, waardoor ge uwen bittersten vijand onder de engelsche Snobs met een ondragelijken aanval van spleen bedreigt, noodig hem uit, een kwartier, neen tien minuten, naar ’t gekeuvel van Freule Zerlina en Freule Aimée met Luitenant Verkeurs te komen luisteren. Belangi-ijker is het luide iransche gekakel van Baronesfe Sphynx met de Bouarière. In ’t geheim haars harten acht de Bouarière de Baronesfe „pas d’asfez honne compagnie pour nous !» Ze heeft er dikwijls met Freule Aimée over gehandeld. Intusfchen steekt ze thands haren lichtgeelen haviksneus zoo ver vooruit, dat hare donkergeele linten bijna in de plooyen van de der Baronesfe verdrinken. Men had haar bericht, dat de jonge Graaf Ponto van den Soesenbergh tot de groote Taert eene mésalliance met