’t Is moeijelijk hem te evenaren;

Hij heeft een eigen paard,

Zoo stijf reeds als een stok, op jaren ,

Geen geld of huar meer waard.

Dat paardje maakt dezelfde kringen

Sinds jaren zonder tal,

Van ’t spoor is ’t beestje niet te dwingen.

Slechts noode van den stal.

Maar wilt gij gaan, neemt deez’ methode

Toch immer dan in acht:

(Zij komt hoe langs zoo meer in mode,

Hoe schand’lijk ook veracht!)

Juicht toe des meesters forsche toeren ,

Al zijn zij nog zoo laf;

Ja, laat u in verrukking voeren,

Al zij ’t door sukkeldraf.

Ofschoon er d’ aard van ’t geen zij leeren

Zeer dikwijls véél verschilt,

Is toch de wijs van dit doceren Bij velen zeer gewild.

Ik hoorde soms het stout beweren.

Van rijders goed ter faam:

Dat men het even goed kan leeren,

Bij lieden zonder naam.