zijn, zoo als zij nog voor een twintigtal jaren was, aaneengesloten als een Macedonische phalans, om haar vermeende regten tegen de buitenwereld te verdedigen ? Deze esprit de corps, dat alles opofferen, waar het den medestudent geldt, wat is het eigenlijk anders dan de aaneensluiting van de leden van een bevoorregte klasse, dan de broederschap onder de leden van den adel, zoo als wij die nog onlangs zoo roerend in het Pruissische Heerenhuis hebben kunnen gewaar worden. Zie hier de redenering der Pruissische jonkers: „God schiep vier elementen, lucht, water, aarde en vuur, met verschillende eigenschappen; waarom zou Hij ook niet aan de verschillende standen in de maatschappij : adel, geestelijkheid, burgers en boeren verschillende voorregten verleend hebben ?” Ik zal er de redenering niet bijvoegen, zoo als een student die zou kunnen toepassen ; ieder kent de vier standen in Göttingen, zoo als heine die opgeeft; de voorregten van die standen zouden gemakkelijk te vinden zijn.

Deze pruissische redenering is het essentieele van alle redevoeringen ten voordeele van heerlijke regten, hoe philosophisch en hoogdravend zij mogen klinken. En de studentenregten, of wilt gij liever studentenpraerogatieven. zijn de laatste der heerlijke regten, minder hatelijk dan vele andere, maar daarom niet minder afkeurenswaardig. En thans , nu alle voorregten van stand en geboorte meer en meer verdwijnen , kan de herinnering aan die studenten-voorregten en hare