G E S J E E S 1).

(UIT HET DAGBOEK VAN' EEN’ VRIEND.)

Juoo is dan wederom een gansche dag

Vervelend en eentoonig heêngegleden,

i Dien ’k, lijk het reeds zoovele dagen plag,

Al weder aan de studie moest besteden.

Geen sterv’ling meer op straat! Alleen ’t geluid

Van feilen wind, die aan mijn’ ramen fluit.

Dringt tot mij door; alleen in gindsche straten.

Sterft hier eu daar nog soms de voetstap uit

Van eenen, die een kroeg pas heeft verlaten.

En alles zwijgt: de dorpsklok sloeg half een.

En ’kzit nog aan het werk, maar gansch alleen!

Zes jaar student! gesjeesd, en van die blijde

Studentenwereld, die zich jolig rond