liggen canapé, hm! wie praat hier van canapé ot' sopha! lk zal van middag maar thuisblijven, wat zou ik op de sociëteit doen ? ik zou er overcompleet zijn, want in billarten of kaartspelen gevoel ik niets geen trek, een jas en een nel zouden me op ’t oogenblik zeeziek maken; op de leeskamer of bij de kagchel gaan soezen ? dat kan ik hier even geschikt doen; toe dan maar.

Heerlijk gesoest? ’t mogt wat. ’t Is of ik een van de grootste boeven en rabouwen ben, over zulke akelige dingen heb ik liggen denken. Wie komt me daar weêr vervelen ? ik begrijp niet waarom dat waschvrouwtje zoo’n lagcherig gezigt zet. Of ze ’t lijstje bij zich heeft? dat heeft ze; ze zal den bak daar dan maar neêrzetten, de jufvrouw zal haar wel betalen. Uitstekend, en giggolende en knikkende vertrekt ze. Ik zou dat alles gaan natellen, kun je begrijpen; bij Satan, ben ik dan linnemeid geworden! wat gaat ’t mij aan of ik altijd met sokken loop, die geen paar formeren; t’ huis roepen ze er wel over of dat ’t moord en doodslag was; ’t is hun eigen schuld dat ik mijn wasch hier nu maar laat beredderen; of was ’t mijn dierbare zuster niet, die zoo’n malle keel opzette, toen ze verleden jaar eenige wijnvlekken ontdekte op een nieuw overhemd van me? En mijn goed ziet er nu zoo geel uit, en alles is zoo slecht gestopt en nagezien? dat’s allemaal volstrekt geen nieuws voor me, ik heb ook oogen. ’t Kon minder warm zijn hier op de kamer. lk zal me maar aankleeden; als ik