dat Koningin Elisabeth van Engeland aan deze ziekte gestorven was en vroeg of dit waar was. Ik zeide, dat ik omtrent dit punt in volslagen onwetendheid verkeerde, maar dat het wel waarschijnlijk was. Ik keek verdrietig het rijtuig uit, want de vriendelijk lachende en knikkende oude dames waren mij op dit oogenblik onidtstaanbaar. Nicht Sientje was een dame van vijf en vijftig jaar met een valschen toer op het hoofd, en een valsch gebit in den mond. Zij sprak gaarne over de valschheid der measchen in het algemeen en van die der mannen in ’t bijzonder. Zij verfoeide die valschheid zeer, maar toch zocht zij haar altijd te verdedigen, ten minsten te verontschuldigen. Mij is wel eens verteld, dat zij, onheugelijke jaren geleden, geëngageerd is geweest, doch dat deze verbindtenis af is geraakt, om een reden, die niemand kent. Opmerkelijk is het, dat het van dezen tijd dateert dat zij zoo gehecht is aan alles wat valsch is. Ook beweert de booze wereld, dat zij tot haar laatste levensdagen niet ongevoelig is geweest voor kleine attenties en vleierijen van het »valsche manvolk.”

Nicht Saartje was eenige jaren ouder, en, ofschoon hare gezondheid niets te wenschen overliet, verkeerde zij voortdurend in angst »dien grootsten schat des levens” te zullen verliezen. Zij werd geplaagd door allerlei vreemde kwalen, als; van den maag”, hetgeen ze altijd als excuus aanvoerde voor haar gezonden eetlust: »een onuitsprekelijk gevoel van flauwigheid”, dat ’s middags door een likeurtje en ’s avonds