Kuk den blinddoek u van de oogen, dien er ijdele eerzucht (bond,

Schande is de eer, die hij u aanbiedt, logen ’t spreken van (zijn mond!

Leonora! God! ze hoort niet! zie, ze volgt, ze volgt (zijn sohrêen!

Leonora! keer! hij voert u naar een langen doodstrijd heen !

11.

Laat af, verschrikk’lijk Oog! kan niets dat helsche flonk ren

Dat ’t harte mij verstijft, verbannen of verdonk’ren ? !

Concini! laat ons gaan! ach! als een argloos kind

Dat naar verand’ring haakt, zijn grootste vreugde vindt

1 n ’t meest gevaarlijk spel, geloofde ik aan uw woorden.

Beloften van geluk, van grootheid! Laat ons gaan,

Concini! ’kbid het u, naar die gezegende oorden.

Waar ’k zalig was als kind! O! ge hebt meer gedaan

Dan ge ooit beloofd hebt! Macht, een onbegrensd vermogen

Een volk dat voor ons kruipt, een vorst die in onze oogen

’t Besluit leest dat hij neemt! Concini 1 dat is groot,

En dat hebt gij gewrocht! En toch, ik sidder 1 vlood

Ons huislijk heil niet heen bij ’tklimmen van die grootheidf!

’k Geloofde in liefde en trouw; in onbedekte blootheid

Zag ’k hier het menschlijk hart, en ’k vondhet zonder trouw

En liefde! Laat ons gaan, Concini! ’k smeek het! Bouw

Niet langer roekloos voort op zwakke steungew'elven.

Het harte van een vorst. Het puin zal u bedelven

Van ’t wankelend kasteel, dat reeds te storten dreigt.

Als ’t Oog des Boezen zich naar eenen sterv’ling neigt,

Dan vliedt zijn zielerust, geen slaap kan hem verkwikken ;