witgekalkte muren: aldus zagen de studentenkamers van dien tijd er bijna zonder uitzondering uit. Eigen meubelen vond men er zelden, op zijn hoogst eenige weinige ornamenten ; van lennep b. v. bad in 1 /93 de kale wanden zijner kamer met eenige kaarten en schilderijen opgesierd. Studieboeken zag men er om eene zeer natuurlijke reden weinig of niet. Van Effen noemt echter eenige andere geliefdkoosde boeken van zijnen tijd opt ds IlaagscJie ligtniis de Lsidsclie student 't leven van JonJcer van der Moezel en dat van klein Klaasje. Elk student had een album amicorum, waarin men zijn best deed een zoo groot mogelijk getal namen te krijgen.

De meerdei’6 of mindere gezelligheid zijner kamer was den student van de vorige eeuw echter vrij onverschillig, daar hij er zeer weinig tijd doorbracht*). In den spectator der studenten beschrijft een student aldus de verdeeling van zijnen dag: »het koffijhuis was des morgens, de kolf baan in den middag, een herberg of de kamer van een mijner vrienden des avonds mijn gewoon verblijf”. Men at destijds om één uur; hierop ging men gewoonlijk een partij kolven , welk spel het

*) In het laatst der vorige eeuw kwam in dit alles eenige verandering, vooral te Leiden. In Deo. 1795 schreef van Lennep een brief aan van pabst, w'aarin hij zegt dat hem een verblijf Ie Utrecht zeer zon bevallen , „doch dat men te Leiden beter studeerde, niet omdat men er beter collegie hield, maar omdat men des avonds de koffijhuizen minder frequenteerde , elkaar later zag en meer bij zich t’huis studeerde”.