zijn huis behoorlijk onderhouden, maar kon hetgeen hij er aan verbeterd had (de beterschap) later tot eigen voordeel in veiling brengen.

Omstreeks het midden der 14® eeuw kwam het claustrale huis op den zuidwestelijken hoek der vrijheid van S. Pieter in het bezit van Zweder Uterloe, dien we in dit Archief, d. XVII, hl. 141 en d. XVIII, hl. 416 reeds hebben ontmoet. Ziehier de acte, die het bewijs ons levert:

Universis presentia visuris nos Zwederus Uterloe prepositus ecclesie S‘* Petri Trajectensis ') facimus manifestum, et palam et publice recognoscimus, nos titulo conductionis quoad vitam nostram recepisse et recipere a venerabilibus viris dominis Decano et Oapitulo ecclesie nostre Petri predicte locantibus, domum et aream cum (h)orto et pomerio et suis pertinentiis et attinentiis, in infrascriptis litteris descriptie, pro annua pensions, modo et forma in eisdem litteris contentis; et promisimus et promittimus eidem Decano et Capitulo omnia et singula in eisdem litteris contenta facere et adimplere cum effectu fideliter bonafide; quas litteras dictos dominos Decanum et Capitulum super hujusmodi locatione nobis ipsius Capituli vero et integro sigillo sigillatas tradidisse et deliberasse et nos easdem litteras in signum conductionis recepisse, palam et publice con-

*) Verdere narichten over hem zijn te vinden bij A. Drakenborch. Aanhangsel, bl. 24 en 141. In spijt der bewering van Ant. Matthaeus, Fundation. et Fata ecelesiar. bl. 118, houden we den proost van Sint Pieter en dien van den Dom voor een en denzelfden persoon. Dit blijkt, naar we meenen, uit het oudste Necrologium van Sint Pieter, als men het vermelde op X Kalend. Maji vergelijkt met hetgeen op St. Lambertsdag (XV Kalend. Octob.) staat aangeteekend.