omdat hij aldaar Ysselt noemt; „avorum meornm dominium.”

Te Leuven studeerde hij inde Paedagogie „het Varken” eerst in de philosophie en daarna in de Godgeleerdheid. In zijn Bellum Ooloniense 111 blz. 311 zegt hij, dat hij zich te Leuven ten huize van Verharius op de letteren toelegde. In datzelfde werk noemt hij in boek IV blz. 402 den professor in de medicijnen Henricus Scorenburgius zijnen vriend en leeraar in de Mathesis. In de opdracht zijner Vita Ghristi zegt Micbiel van Ysselt het Italiaansch geleerd te hebben van Jordanus Louffius, J. M. Licentiatus. Hij omhelsde den geestelijken staat en maakte zich toen grooten naam door zijne preeken en godsdienstige geschriften. Ook als taalkundige en geschiedschrijver maakt hij zich beroemd. In de Brevis Rerum Amorfortiarum et succincta descriptie blz. 49 wordt dan ook van hem gezegd. theologus et historicus insignis, neque modo diversarum literarum peritus, sed et concionibus ad populum et scriptis apud eruditos clarus.

Volgens van Bemmel t. a. p. I blz. 400 was hij in 1576 regent van het te Amersfoort staand Godshuis de Poth, wat aanleiding geeft om te veronderstellen , dat hij in dat jaar te Amersfoort verblijf hield.

In 1579 werd hij uit die stad verbannen, zooals blijkt uit zijne Historia sui temporis blz. 648 en van Rootselaar Amersfoort II blz. 467; deze laatste zegt aldaar, dat hij uit Amersfoort verbannen werd met Gerrit Reijser, Wouter, onderpater van St. Aeebten en Mathijs Berch.

Zijne verbanning beschrijft Micbiel van Tsselt in zijn laatstgezegd werk aldus: Quarto post die (13 Juni 1579) sententia in me, aliosque nonnullos fertur, ante occa-