1715 of het begin van 1716 paatoor te Weesp, uit welke stad hij den 20 Augustus 1718 de vlucht moet nemen; hij leeft daarna tot Maart 1720 ambteloos te Vinkeveen, vertrekt dan als pastoor naar Bergen hij Alkmaar, vanwaar hij als zoodanig in het voorjaar van 1737 naar den Buitenveldert verplaatst wordt, en sterft dan als herder van laatstgenoemde gemeente den 29 September 1761. {Volksalm. van Thijm 1858; Archief VIII. 348—349).

Later kwamen nog de volgende geestelijken uit dit kerspel:

2) Joannes Nanning, die bovengenoemden pastoor tot oudoom had. Geboren te ’s Graveland den 21 November 1748 doet hij zijne eerste plechtige H. Mis op Zondag den 29 September 1776 in zijne „Moeder„kerck” te Ankeveen, waarbij de pastoor dier kerk Adrianus Nicolaus Pieck de feestrede hield. Aan deze „feestpredicatie”, die kort daarna te Antwerpen „voor "reekening van den Auteur” in druk verscheen, hebben we nog de volgende bijzonderheden ontleend: dat namelijk de vader van Joannes Nanning reeds veertien jaren vroeger in 1762 overleden was, toen „nog maar „eerst de eerste gronden aan de studiën gelegt waaren ; ioch pastoor Pieck had „in het afscheijt nemen van „den stervenden vader hem gerust(gesteld) met hem Ite belooven, dat (bij zijne) geringigheid zou aanwen„den om het heijlzaam eijnde te berijcken.” Bemoeder van Joannes Nanning en drie zijner zusters waren hij

de plechtigheid tegenwoordig: „daar de vierde de jongste „door de koorts aangetast, het heugelijck feest met ”(kon) hijwoonen.” Na op verschillende plaatsen als kapelaan werkzaam te zijn geweest, wordt hij in 1784 pastoor te Muiden, in 1787 te Hoogland, in