keurig op schaal geteekend, in de bijzonderheden meer vertrouwen verdient dan de andere, dan krijgt groot gewicht de omstandigheid, dat de groote sacristie (ten zuiden van het koor) hreeder is dan de noordelijke sacristie (hetgeen wegens den naam groote sacristie zeer waarschijnlijk mag heeten), breeder ook dan de zuidelijke zijbeuk der kerk, waartegenover zij gelegen is. Accepteeren wij deze zeer waarschijnlijke bijzonderheid van onzen plattegrond, dan wordt de ontwikkeling der kerk uit eene basilica met drie schepen zonder kruis onmogelijk. Immers wij weten, dat juist de onder de groote sacristie gelegene kapel van St. Jan Evangelist (die natuurlijk even breed moet geweest zijn als de sacristie zelve) een overblijfsel was van den oudsten kerkbouw.

Terwijl dus de reconstructie der kerk uit eene basilica onwaarschijnlijk wordt, treft ons des te meer de overeenkomst van onzen plattegrond (wanneer wij het koor inkorten en daaraan toevoegen eene noordelijke zijkapel van dezelfde breedte als die van St. Jan Evangelist) met den plattegrond der onlangs opgegravene St. Salvatorskerk te Frankfort, die uit den Karolingischen tijd dagteekent en die ter verduidelijking, op plaat 111, naast onzen plattegrond is aangeteekend in dezelfde verhoudingen als deze

Men moet dan aannemen, dat aan deze oorspronkelijke St. Salvatorskerk later zijn aangebouwd twee transept-armen en een lang, rond afgesloten koor met twee vierkante traptorens. Ten noorden van dit koor moet dan tegelijk eene nieuwe, smallere zijkapel met

*) Volgens de afbeelding in: Deutsche Bauzeitung. 1892 p. 193.