de eer en het opkomen van het stadje, dat slechts zoolang bloeide als het de Gave Gods in waarde hield, maar zijn glorie onmiddellijk tanen zag, toen het in euvelen moede de schennende hand sloeg aan den oorsprong zijner glorie en welvaart.

Moge de H. Stede, die, naar wij hopen, weldra weer uit hare assche gaat oprijzen, andermaal zijn, wat zij geweest is in vroegere eeuwen; »Hasselts eer en opkomen”, een rijke bron van zegen en welvaart, maar bovenal een brandpunt van geloof en godsvrucht, een toevluchtsoord voor ongelukkigen en bedroefden:

Afflictoruni ct Miseroruni Asylon.