Bijlage C.

Om behoed te zijn tegen verwarring in den loop der dingen, dient een nauwlettend oog te worden gehouden op de wisseling des jaars, welke oudtijds soms plaats had met Kerstmis of Nieuwjaar, soms met O. L. Vrouw Boodschap of te Paasch-avond, om van het verder verschil hier niet te reppen. Dit doende met de stukken van bisschop Willem Berthold, erlangden we de zekerheid, dat deze het jaar placht aan te vangen met O. L. Vr. Boodschap, den 25™ Maart, ongeveer drie maanden na onze huidige jaarwisseUng.

a. In het Rijksarchief te Utrecht (Vermeulen, Inventatis dcT Oudste Chayters no. 584) maakten we kennis met een brief door bisschop Willem bezegeld op 29 December 1296 (crastino Innocentium). Dit bewijst ons, dat hij niet den Kerst-stijl volgde; in dit g'eval toch moest het stuk naar onze jaartelling geplaatst worden op 29 December 1295; dit kan echter niet, wijl Willem Berthold toen nog niets meer was dan proost van Leuven en eerst op 4 hebr. 1296 voor den Stoel van Utrecht werd benoemd.

b. Een ander stuk van Bisschop Willem, bij Heda [Historia, bl. 228—9 in de noot) ons medegedeeld, en gegeven in ’t jaar »dusent tweehondert ses ende tneghentich, Vrijdach voor onser Vrouwen-dach te Lichtmisse”, bewijst ons dat de bisschop evenmin het jaar wisselde met i Januari, zooals wij doen. Want dan moest het stuk worden gesteld op 27 Januari 1296; ’t geen weer niet kan om dezelfde reden als hierboven. De staart van het jaar sleepte dus bij bisschop Willem een eind over ons Nieuwjaar heen. Dit wordt ook