bewezen door een andere oorkonde, hierachter gegeven onder bijlage D no 3 en door den bisschop bezegeld op Dinsdag voor St Pieters-stoel 1296. Vergeten we hier den staart, die na de sluiting van ons jaar zich nog voortsleept, dan werken we ons weer vast: want op 17 Feb. 1296 was Willem Berthold vermoedelijk nog niet tot bisschop gewijd, alzoo nog geen »episcopus”, doch stellig kon hij zich hier in de zaken niet mengen, wijl hij nog te Rome vertoefde. Hieruit mogen we nu wel afleiden, dat bisschop Willem II het jaar placht te wisselen met O. L. Vr. Boodschap; want er bestaat afdoend bewijs, dat het niet met Paschen geschiedde. Het loopt hier over wat meer schijven, maar het bewijs, naar ik meen, is deugdelijk.

c. In den Codex Diplom, van ’t Histor genoot., 11, IV, II bl. 34, staat eene oorkonde gedrukt, waarbij bisschop Willem op Donderdag na O. L. Vr. Boodschap 1297 aan de nonnen van ’t Vrouwenklooster bij de Bilt de vrijheid verleent, om naar hun welgevallen, zonder bekreun des abts van Oostbroek, een vroom en zedig priester, zij hij ook wereldsheer, te kiezen tot den dienst voor haar klooster. Moest dit naar den Paasch-stijl worden gerangschikt, dan erlangen we 27 Maart 1298: want dit jaar heeft E tot Zondag-1 etter en Paschen op 6 April. Maar als we hierop doorgaan stooten we straks op ongerijmdheden. Immers in gemelden Codex Diplomaticus, onmiddellijk op den voorgaanden brief, volgt een andere, door Willem Berthold gegeven op den kerkhof van Oostbroek den 30 Augustus 1297. Hij getuigt daarin, dat hij derwaarts is getogen wegens geschil tusschen den abt van laatstgemeld klooster en voornoemde nonnen. Hij heeft daar de dingen te weerszijde gehoord, de stukken ingezien en overwogen,