erf verlangde ik geen afstand te doen. Ik vermoedde, dat het eerste districtshoofd dit erf voor zich begeerde. Later is dat ook wel uitgelekt. Dat was de eigenlijke reden, waarom hij de kerk publiek verkoopen wilde. Ware het oude gebouw bij afbraak verkocht, dan had ik dit stellig voor de gemeente voor eene luttele som kunnen krijgen; maar dan was het erf voor goed verloren geweest. Ik begreep, dat ik voor de gemeente op mijne hoede moest zijn. Al was ook de geheele behandeling dezer zaak onrechtvaardig, toch wilde ik geen' afstand doen van dit in waarheid uitgezochte kerkerf. In mijne ziel leefde toen reeds de gedachte: «eenmaal zal er op dit erf eene keurige kerk verrijzen." Die gedachte is thans verwezenlijkt. De kerk te Langowan wordt bewonderd, 't Is de eerste in dit land, die uitwendig het aanzien heeft van eene kerk. Onbevooioordeelde Europeanen noemen deze kerk telkens en telkens alweer, mooier dan die te Tondano. Doch dit heeft dan toch alleen betrekking op den uitwendigen vorm. Ik zelf getuig daar dan toch luide tegen. Tondano's kerk is mooier en oneindig kostbaarder. Hoe zoude ook onze betrekkelijk kleine gemeente zich kunnen meten met de allergrootste van dit land. Maar het algemeene, boven uitgesproken oordeel moge bevestigen, dat de reeds in 1873 in mijne ziel levende gedachte, thans werkelijkheid geworden is.

Maar mijne handen waren lang gebonden. De gemeente had, in plaats van geld, / 500 schuld. Hoe kon ik ook met den besten wil, een zoo groot plan ten uitvoer brengen zonder geld? In elk geval dienden allereerst oude schulden te worden betaald, alvorens wij nieuwe mochten maken. En vijf honderd gulden schuld is voor eene inlandsche gemeente waarlijk eene groote som.