voorzorgen te nemen, liet trien in de aan het strand gelegene Roomsche lserk den godsdienst voorloopig door «een' krankbezoeker" waarnemen; bovendien kreeg een scheepsdokter den last, alle dagen in het Fort twee uur voor- en namiddags school te houden en den kinderen bidden, lezen en schrijven te leeren." Eerst tien jaar later, 1(515, kwam de eerste predikant wiltens , op Amboina, en drie jaar daarna volgde hem een tweede, seba8tiaan dankaarts , beiden waardige, vrome mannen. Ziedaar RB. eeri deel oude zendinggeschiedenis, maar die verklaart, hoe in 1851, toen o. g. heldring een adres indiende bij het Nederlandsche Zendelinggenootschap (ten gunste van deze, v van de vaderen, overgekomeae en nog christen zich noemende menschen",) van de bevolking van Amboina 3/4 en b.v. van die op Saparoea 7/8 den naam van christen droeg.

Hoeveel intusschen door verwaarloozing in die twee eeuwen is verloren gegaan, valt moeielijk te berekenen. Op sommige der Zuidwester- en Zuidooster-eilanden, b.v. op Wetter en Dammer, keerden de menschen tot het Heidendom terug of, gingen tot den Islam over. En het verdient waardeering, dat ook uit de regeeringsambtenaren getuigen opstaan, als de Controleur Stormer, die in zijn reisverhaal (1879) aldus zich uitlaat: „Op deze wijze - namelijk door het uitzenden van meerdere predikers en het stichten van scholen - kon men niet slechts het laatste overblijfsel van het Christendom, dat op vele van deze eilanden nu aan het uitsterven is, in het leven behouden; maar er zouden ook overal nieuwe christen-gemeenten ontstaan, en de beschaving zou bevorderd worden; want de eenige weg, om de inlanders te beschaven is deze, dat men hen eerst tot christenen maakt. De heidenen, ten minste in deze streken, hebben