Eindelijk Soerabaja, weer een geheel ander arbeidsveld, en zeker niet het minst zware. Hier vinden regen en sneeuw een' harden bodem. Hier verstuift veel goed zaad met den wind, omdat het niet in den grond dringen kon. Alzoo hier nog steeds het bereiden van den akker.
Aangaande Bongsörëdjó en Mlatin verwijzen wij kortheidshalve naar ons verslag over 1887. T)e eerste gemeente, die wij thans bezoeken, is Kërtörëdjö. Aldaar werd den 27 December j .1. de nieuwe kerk plechtig ingewijd. Met opoffering van tijd en geld had men daar ruim een jaar gewerkt aan den bouw dezer kerk. En de gemeente mag trotsch zijn op haar bedehuis. Hoewel eenvoudig, zonder veel uiterlijk vertoon, is het net en kloek gebouwd, met een ruim voorplein aan den grooten weg. Vooral van binnen maakt de kerk een' aangenamen indruk, inzonderheid door het sober maar smaakvol aangebrachte snijwerk en de keurig nette banken, door de gemeente zelve vervaardigd. Er is plaats voor 200 personen; maar er blijft bovendien nog ruimte genoeg over, om meerderen te bergen.
Uitgezonderd eene gift van de gemeente Tondano, (als bewijs van sympathie ongevraagd geschonken), droeg Kërtörëdjö alle kosten, die ruim ƒ 2000 bedroegen.
De inwijdingsplechtigheid werd bijgewoond door het Hoofd van plaatselijk bestuur en den Controleur. Ik koos tot grondslag onzer overdenking het bevel des Heeren (Matth. 10 : 7) //Gaat heen, en predikt zeggende: Het Koningrijk der Hemelen is nabij gekomen."
Het Mödjöwarnösche kinderkoor verhoogde door zijn gezang den indruk van het oogenblik in niet geringe mate. Het zong o.a. de zoo schoone melodiën uit de faseier Mannerköre No. 69 »Aufdich, o Herr, vertrauët meine Seele" en No. 74 »Trüstet, tröstet mein Volk", beide liederen door Br. Poensen in het Javaansch overgezet.
i MKD. ff.7 G. XXXIII. 20