mijnheer gezond en wel in Holland is gekomen, och! gebruik dan die pen ten nutte van ons inlandsche leeraars, onderwijzers en vrienden in de Minahassa oin in de Tjehaja Siang te schrijven, die als diamanten schitteren. - Amen!

Alsnu zong de vrouwenvereeniging Tahlil 37 : 3, dat regel voor regel toepasselijk gemaakt voor dezen feestdag werd voorgezegd.

Eindelijk sprak een der ouderlingen van Tondauo in de Alfoersche taal. Zijn woord was een uiting van dankbaarheid en liefde. Hij gebruikte het beeld van een boom wiens takken welig gegroeid waren en onder wiens schaduw velen een plaats vonden.

Ten slotte sprak Br. Rooker zichtbaar aangedaan eerst in 'tHollandsch tot de dames en heeren, dankende voor de belangstelling, waardeering en liefde hem betoond, daarna in TMaleisch tot de gemeente een woord van dank en opwekking tot getrouwheid aan den Heer.

Br. Louwerier sloot met dankgebed. Ue gemeente zong nog Tahlil 173 (Gezang 96,) en na het uitspreken van den apostolischen zegen, verlieten allen het schoone kerkgebouw met de betuiging: we hebben een goede ure gehad. Men liet den jubelaris met zijne kinderen vooruit gaan. Alles stroomde nu naar de feestloods om den jubelaris de hand te drukken. 'tWas daar vol, zoodat de jonge meisjes die met koekjes rond gingen, heel wat te doen hadden. Menig feestgezang werd nog aangeheven.

Des avonds tegen 7 uur was het geheele voorerf verlicht met lampions en de voorgaanderij geïllumineerd. Schoolkinderen en jongelieden kwamen met lampions van wokka bladeren gemaakt, feestliederen zingen. Er was geen doorkomen aan voor hen die wat laat kwamen, men kon letterlijk over de hoofden loopen.

Tegen 8 uur waren twee tableaux vivant. Op 't erf stond