beek en den slinger die in hun hand is. Wat keert zich niet tegen hen en hoe verwarrend is alles rondom hen! Wat ligt niet ontredderd en gebroken ter neer! Neen, niet alleen in Indië staan dezulken voor zendingsvragen, niet alleen buiten de georganiseerde kerken, ook in deze kerken, niet alleen op het gebied van het geestelijk! leven, maar evenzeer op het gebied van het maatschappelijk leven worden zij gesteld voor een worsteling om Christus' wil, in Zijn naam en in Zijn kracht. Zij komen niet met den Heiland ir. aanraking of alle tegenstellingen van vroeger krimpen tot kleine tegenstellingen ineen en de eene groote tegenstelling van het leven met Christus en zonder Hem neemt hen geheel in beslag. Door Hem zijn zij overgezet in een nieuwe wereld. Zij dragen den ring van het nieuwe verbond en verwachten nu met een bruisend verlangen nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont. Zij kunnen niet ook nog weieens aan zending doen, zij zijn dadelijk tot zendelingen geordend, zoodat christen-zijn en zendingsman zijn en mitsdien predikant-zijn en zendingsman-zijn voor hen onmiddellijk bij elkander hoort. Het rijst alles op uit eenzelfden stam. Zij staan midden in den kamp. Zij strijden met de huiveringwekkende kans om te verongelukken. Alleen in worstelend pogen blijven zij boven. Alleen in den arbeid onj het heil van den naaste kunnen zij eigen zaligheid werken met vreezen en beven. Door de ontwikkeling van de grootst-mogelijke activiteit valt hun het voorrecht ten deel een vrijgevochten persoonlijkheid, een vrijgemaakte des Heeren te worden.

Ik zal niet zeggen, dat dit een nieuwe opvatting van zending is en de andere mitsdien een oudere, ten einde daarmede de laatste eenigszins te disqualificeeren. Neen, laat ik veel liever spreken van de eerste en de tweede opvatting, —• de tweede dan zooals die in dit gedeelte wordt behandeld — want wij hebben elkander noodig en in den Heer is een onvergelijkelijke band van eenheid gegeven.

Bij de eerste opvatting leek het wel een dubbele taak: het evangelie te prediken en zendingsgeest te kweeken. De Dienaar des Woords stelt zich dan allereerst en allermeest