Jttöi 1889. 8 en 9.

MAANDBERICHT

VAN HET

Nederlandsche Zendelinggenootschap.

(Gesticht in 1797.)

Verslag van de Werkzaamheden en den Staat Tan het Nederlandsche Zendelinggenootschap, yan 1 Juli 1888 tot 30 Juni 1889.

//Hebt elkander hartelijk liet' met broederlijke «liefde, met eere de een den anderen voorgaande." Rom. XII : 10.

Zietdaar een woord van ruime toepassing. Wij richten het tot elkander, als leden van het Hoofdbestuur, - tot onze Broeders, die den last van het werk in Indië op de schouders dragen, - tot de kweekelingen in ons Zendelinghuis, die zich tot dat werk voorbereiden ; en het zij ons vergund, het ook 's Genootschaps Bestuurders en Medewerkende leden op het hart te drukken. »De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren," zegt Paulus, >de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; zij handelt niet ougeschiktelijk, zij zoekt zich zelve niet, zij wordt niet verbitterd, zy denkt geen kwaad; zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen." (1 Cor. 13 : 4-7). Zou het overbodig zijn in onzen tijd ook dat woord van den Apostel elkander ernstig te herinneren ?

Het is zeker, dat waar zulke gedachten de ziel vervullen, ook bij verschil van inzicht en gevoelen, de liefde ongedeerd zal blijven, de hoogere, de hoogste eenheid geboren wordt. Waar de liefde van Christus in eigen hart en onderling gekweekt wordt, daar bestaat de beste waarborg voor het slagen van het zendingwerk.

Wij gaan getuigen van veel goeds: van hulp en zegen van Boven^ van medewerking van de zijde onzer Vrienden en Begunstigers, van waardeering van verschillende zijden ondervonden. Zoo zal blijken, dat wij ruim stof hebben tot dankbaarheid aan God en menschen.

Het ontbrak ons niet aan beproevingen. Br. Kreemer en zijne

8