40 leden werd ongeveer f 60.— ontvangen. I)e pogingen, die aangewend werden om in den bestaanden oestaud verbetering te brengen, bleven echter zonder vrucht.

Alleen uit Amsterdam kwamen, evenals vroeger, weder klachten. Het aantal leden gaat voortdurend achteruit en bedraagt thans 126. Aan den thesaurier werd overgedragen ƒ 150,45 benevens ƒ 10.45 als feestgave. Aan hartelijke belangstelling voor de zendingzaak ontbreekt het den bestuurders in Amsterdam voorzeker niet. Mochten hunne pogingen eindelijk eens met den gewenschten uitslag worden bekroond!

Opgewekt luiden de berichten, die van verschillende zijden inkwamen, omtrent de viering van den stichtingsdag des Genootschaps. In Botterdam geschiedde die geheel onder leiding der Hulpvereeniging. In een stampvolle kerk traden op Ds. Weiter en Ds. Cramer, predikanten te 's-Gravenhage, terwijl het reeds genoemde zangkoor der Vereeniging op hoogst verdienstelijke wijze eenige zangstukken ten gehoore bracht.

In Delft trad mede Ds. Weiter op, benevens Prof. Muller uit Haarlem, terwijl ook daar een zangvereeniging de samenkomst opluisterde.

In Amsterdam traden de Brs. Schalier tot Peursum, Daubanton en de Visser voor de gemeente op.

In Zaandam geschiedde zulks door de Brs. W. Bax en D. G. Postma, predikanten aldaar.

Mogen de goede woorden, bij deze gelegenheden gesproken, rijkelijk gezegend worden!

De vergadering van 26 Juni kenmerkte zich door den gewonen aangenamen toon. Het is opwekkelijk te zien hoe op verschillende plaatsen de Hulpvereenigingen, die onder den burgerstand werken, blijken geven van een krachtig leven.

Ons Genootschap behoeft niet te wanhopen zoolang het onder dezen stand zooveel hartelijke belangstelling vindt. God zegene onze Hulpvereenigingen! Mogen ze meer en meer, door het wekken van belangstelling, tot een zegen zijn van de kringen, waarin zij arbeiden !

4. Eene samenkomst met de Medehelpers, te Madja-warna, 31 Januari tot 5 Februari.

(Mededeeling van Br. J. Kruït.)

't Is eene gewoonte geworden, dat, bij monde van een der oudsten, de medehelpers hun dank betuigen voor het genoten onderricht, wanneer dit voor de samenkomst als beëindigd verklaard is. Ik mocht daarop deze maal uit den grond mijns harten antwoorden, dat het mij was, als ware de Heer in ons midden geweest, om mij en hen te onderwijzen. Daarom scheen het mij toe of gevoelde ik mij opgewekt, om te trachten eenige mededeeling te doen van ons jongste samenzijn.

Hoe meer het werk van den zendeling zich uitbreidt, hoe meer in den regel kleinere en grootere gemeenten en scholen, op grooteren