VASTELAND VAN 1NDIË.

Brief van den Zendelingsbroeder a. f. lacroix, gedagteskend Kidderpore ( 'nabij Calcutta) 1 6 Februarij 1833.

„ Door Gods goedheid deel ik met mijne familie in eenen volkomenen welstand, en ben ik, naar de kracht, die de Heer verleent, bezig in het werk, dat mij is aanbetrouwd.

„ Het Londensche Zendelinggenootschap , tot hetwelk ik behoor, heeft aanmerkelijke verliezen geleden. Binnen den tijd van jiog geene drie jaren hebben vier van deszelfs Zendelingen, uit hoofde van den verzwakten staat hunner gezondheid, naar Engeland moeten terugkeeren, en drie anderen zijn overleden. De werkzaamheden der weinige overblijvende Zendelingen zijn daardoor grootelijks vermeerderd , en met al hunne vlijt is het hun niet mogelijk, om zelfs datgene in stand te houden, wat begonnen is. Ik in het bijzonder ben nu alleen op eenen post, waar te voren drie Zendelingen waren, en heb de zorg over twee gemeenten, die van Kam-makal Choke en Gangrie , en het opzigt over negen scholen, en ben bovendien gedurig bezig met het prediken voor de Heidenen, des Zondagavonds ook voor eene Engelsche gemeente, meest uit soldaten bestaande, met het vertalen van de Heilige Schrift, het vervaardigen van kleine godsdienstige geschriften enz.