„ Deze menigvuldige verliezen van Europesche Zendelingen doen mij meer en meer inzien, dat het Christendom in dit land nooit veel vordering zal maken, voor dat er bekwame jongelieden uit de inlandsche Christenen zich aan de predikdienst toewijden. Ik ben daarom van voornemen, zoodra er versterking van arbeiders uit Engeland aankomt, eene school in mijn eigen huis op te rigten voor de zonen van leden mijner gemeenten, die eenen veel belovenden aanleg hebben, en op wier hart de genade des Heeren schijnt te werken. Deze jongelieden wensch ik onder mijn eigen oog op te leiden, en aan dezelve die godsdienstige en wetenschappelijke kundigheden mede te deelen , welke hen bekwaam zullen maken , om onder mij, of eenigen anderen Zendeling, als onderwijzers te arbeiden. Langs dezen weg zal het Christendom op zulk een'vasten voet in dit land gesteld worden, dat het zelfs in stand kan blijven, al werden alle Europeërs uit Indië verdreven.

„ Gedurende het verloopene jaar heb ik met mijnen medearbeider, den Heer piffard , die onlangs naar Europa is teruggekeerd, acht bejaarden en vijf kinderen uit de Heidenen gedoopt. Verscheidene leden mijner gemeenten, inzonderheid uit die van Rammakal Choke , verheugen mij door hunnen Christelijke wandel. Beide mijne gemeenten zouden waarschijnlijk nog meer bloeijen, indien dezelve niet met meer zwarigheden te worstelen hadden, dan bijna eenige andere gemeente in andere deelen der wereld. Eenige dezer zwarigheden en hinderpalen wil ik