onklare begrippen aangaande hetgeen ons Christenen heilig is; maar toch zij hebben nog een heiligdom en stellen het op prijs. Bijgeloovig zijn zij in hoogen graad , eene buitengewoone bijna tooverachtige kracht schrijven zij toe aan het water des H. Doops, en den wijn des H. Avondmaals of aan het opzeggen van gedeelten uit de H. Schrift, waarvan zij soms veel van buiten kennen, zonder iets te begrijpen. Maar bijgeloof is toch nog beter dan ongeloof ; in dien ruwen onbruikbaren bolster is toch nog een goede kern besloten, waaruit leven en vrucht kan voortkomen.

»Het geziene was in slaat om mij een denkbeeld van de andere negerijen te geven, zoo hier als op de overige eilanden, Haroeko, Saparoea, Noesalaut , enz., waar het niet anders geschapen staat. Op deze is onze vrome broeder luyke de eenige, die de vijjlien duizend Chris - tenen aldaar nu en dan bezoekt en toespreekt.

Onze vaderen waren ijveriger in de zaak des Heeren dan wij ; met geringe kennis van land en volk hebben zij toch veel gedaan; al de omliggende eilanden hebben sporen van het Christendom overgehouden , dat zij er hebben ingevoerd. Zoo is het, behalve op de genoemde, op Ba jan , Mackian , zelfs tot op de Sang tr-eilanden toe. Wat er gedaan wordt tot instandhouding, daaraan heeft ons genootschap zeker het grootste aandeel; maar bet is weinig, zeer weinig voor de groote en dringende behoefte. Laat ons de handen in een slaan en medehelpen , ieder in zijnen kring. Laat ons bidden, ten minste, dat de Heer arbeiders uitruste en zende in dezen verdorrenden akker, waar alles ons toeroept: »wees wakende en versterk het overige, dat sterven zou!" van waar een luide stem des verlangens tot de Nederlandsche evangeliesche christenheid overklinkt: » kom over en help ons!"

Te ROTTERDAM, bij M. WIJT & ZONEN,

Drukkers van het Nederlandsche Zendelinggenootschap.