niet wel genegen zijn, liunne ooren de lielft niet verstaan van hetgeen hij in hunne taal op zeer gebrekkige wijze uitdrukt.

De gemeente bestaat hier, behalve den katecheet, uit 22 personen ; 10G Heidenen ontvangen bovendien onderrigt.

Uit Cananore , in Malayalim , melden de Broeders, dat zij zeer verkwikt en verheugd zijn door de opwekking, die zij daar mogten aanschouwen. Een van de onbuigzaamste knapen, die onderwijs ontving, en om wiens bekeering de Zendeling in den angst zijner ziel openlijk had gebeden, kwam tot hem en beleed zijne zonden. Eenen diepen indruk maakte het op de gemeente te Tschirakal en Cananore , toen zij het vernam. Kort daarna riep een andere knaap te Tschirakal op zulk een' roerenden toon, dat den Zendeling de tranen langs de wangen liepen : » Ik ben verloren; voor zulk een groot zondaar, als ik ben, stierf jezüs ! Wee mij, ik heb den Heer verworpen." Zoo ging hij eenigen tijd voort en klaagde zich van vele en groote zonden aan. Toen nam de Zendeling hem bij zich, trachtte hem tot bedaren te brengen, wekte hem op, om zijne zonden kalmer te belijden en wees hem vertroostend op het Lam Gods, dat ook hij geloovig mogt aannemen. Daarop volgde een andere knaap, maar minder onstuimig, en spoedig volgden nog velen dit voorbeeld. Zwarte en blanke Christenen te Cananore , te Tahy en Tschirakal konden geen weerstand bieden aan