soon blijven vergen, in wier salarissen dan ook voorzien dient te worden.

Wij zijn aan het einde van ons verslag. In alle opzichten mochten wij spreken van ontwikkeling, een geleidelijk groeien, dikwijls schier ongemerkt. Een gevoel van innigen dank aan God en van beschaamdheid over ons klein geloof en kleinen ijver, vervult ons, als wij op dit alles letten, omdat het zoo heel veel meer is, dan wij zeiven meenden en verwachtten. In dit gevoelen alleen willen wij verder gaan, steunend op onzen Leidsman, en wachtend op Zijne Leiding. Dan zullen de moeilijkheden door ons overwonnen kunnen worden, en deze arbeid tot veel zegen strekken. Hij bevestige dit werk en zegene het!

De Secretaris van den Z.S.R.

JanWillem GUNNING J.H.zn.

November 1912.