KORTE MEDEDEELINGEN.

137

Men kan gemakkelik aantonen dat elke moraal die op een irrationele grondslag berust zwak staat. De godsdiensten, die beweren aan een openbaring hun ontstaan te danken te hebben, kunnen niet als grondbeginsel van de moraal gelden, want dan zou de moraal van de godsdienst zelf afhankelik zijn. Immers er zijn vele godsdiensten en de aanhangers van de ene willen niets weten van de andere. Het Kristendom, de Islam en het Bouddhisme heersen over bijna even grote gedeelten van de wereld; die godsdiensten zijn bovendien weer in allerlei kerken verdeeld die elkaar vijandig gezind zijn, zodat men als men de moraal van de godsdienst zou willen afleiden, beginnen moet met te vragen: van welke godsdienst? Want het zou een dwaasheid zijn te onderstellen dat al die godsdiensten met zo verschillende dogma's en erediensten eenzelfde moraal zouden hebben. Ook zijn er godsdiensten die niet een goddelike openbaring aannemen, en al zijn zij niet talrijk, hun gezag moet men niet gering schatten.

Een moraal voor het volk, die algemeen geldig zal wezen, moet dus berusten op beginselen die algemeen als juist worden erkend ; men zal b.v. nooit kunnen hopen dat bouddhisten, joden, katholieken, mohammedanen en vrijdenkers zich zullen neerleggen bij een moraal waarvan de grondslag het Protestantisme is.

Hieruit volgt noodzakelik dat men de moraal niet kan baseren op een geopenbaarde godsdienst. Kan men dat wel doen op een z.g. natuurlike godsdienst? Ik geloof het niet, want een natuurlike godsdienst, d.w.z. het geloof aan een opperwezen en aan een einddoel van het heelal brengt redeneringen mee, die zo ingewikkeld zijn, zo weinig binnen het bereik van de meeste mensen, en tevens zo veel tegenwerpingen, dat het niet verstandig zou zijn een moraal (die onbetwist moet blijven) te vestigen op een grondslag waarover zo veel getwist kan worden en ook getwist wordt.

De geopenbaarde godsdiensten zijn dus velerlei en met elkander in tegenspraak; de natuurlike godsdienst is onzeker en betwistbaar: het schijnt dus wel dat de moraal, wil zij in overeenstemming zijn met het geweten van alle mensen, niet kan steunen op iets dat zo weinig vaststaat. Derhalve wordt het antwoord in negatieve zin: een moraal voor het volk kan op niets anders gegrondvest worden dan op de rede.

Maar dit is niet voldoende, want men moet aantonen dat de rede wel een basis kan geven aan de moraal, en hierin zal het tweede, het positieve gedeelte van mijn antwoord bestaan.

Het schijnt dat het axioma: Wij moeten onze medemensen helpen en beschermen een eis is van ons verstand en van ons geweten, maar bewijzen kan men dat axioma niet. Op dezelfde wijs vindt men als