KORTE MEDEDEELINGEN.

457

lijdt het Zuiden en Westen van de Unie aan gebrek aan arbeidskrachten. Men bericht dat in 't laatst van Januarie 1906 25 a 30 pCt. van alle katoenweverijen in de Zuidelike Staten stilstonden, omdat er geen voldoend personeel was. Dat kwam neer op gedwongen rust van 2 a 3 millioen machines en een verlies van rente van een kapitaal ten bedrage van 45 a 60 millioen dollars. Dit gebrek aan arbeidskrachten is niet alleen een gevolg van het al te snel toenemen van het. aantal machines in de Zuidelike Staten, maar ook van de omstandigheid dat de landbouw daar genoeg winst oplevert om de bevolking afkerig te maken van 't werken in de fabrieken. De arbeiders op 't land verdienden de laatste jaren zelfs meer dan de fabrieksarbeiders. In 't jaar 1905 gingen van de honderdduizenden landverhuizers naar men zegt slechts 46000 personen naar 't Zuiden, terwijl toch de katoenfabrieken die daar in de laatste vijf jaar verrezen zijn ten minste 47000 flinke mannen nodig hadden. De ontwikkeling van de katoenindustrie in 't Zuiden moet hieronder lijden.

Aan „Prometheus" No. 841 ontleenen wij de volgende technischgeschiedkundige schets van een Tunnel-aanleg omtrent 700 jaar voor Christus.

„Nog zijn de juichtonen over de gelukkige voltooiing van den Simplon-tunnel niet verstomd en reeds is een nieuwe Ben Akiba opgestaan om ons voor te houden, hoe weinig reden wij eigenlijk hebben om ons op dit nieuwste wonderwerk der techniek te verheffen. Datgene, wat wij aan den Simplon, trots alle hulpmiddelen van onzen tijd, trots electriciteit, hydraulisch vermogen, samengeperste lucht en dynamiet, slechts met groote moeite tot een goed eind gebracht hebben, blijkt immers reeds 2600 jaar geleden met de allereenvoudigste hulpmiddelen te zijn uitgevoerd.

Dr. Berthelot van de Universiteit te Basel vestigt onze aandacht op het feit, dat reeds ongeveer 700 jaar voor Christus door een berg een tunnel gegraven is, en' wel de tunnel van Siloa bij Jeruzalem. In het Oude Testament wordt ons medegedeeld, dat koning Ezechias (Hezekiah, Hiskia), die ongeveer tusschen 720 en 699 in Jerusalem reoeerde den watertoevoer voor zijn stad verzekerde, waarschijnlijk in de eerste plaats voor het geval dat zij belegerd mocht worden; hij liet een groot waterreservoir bouwen, dat gevuld werd door het water van een bron ten oosten van Jerusalem, die met den waterbak in gemeenschap gebracht werd, „doordat hij rotsen met gereed-