OVER ONZE VOEDING.

437

steeds zich zelf op: doode materie verandert het in zijn levende cellen. Ben levenloos werktuig daarentegen kan, hoe volmaakt het overigens ook zijn mag, alleen door levende wezens hersteld of vernieuwd worden.

Bij het kind en bij jonge menschen is de rol der voedingsmiddelen niet beperkt tot het herstellen van datgene, wat in het levensproces verbruikt is, maar daar dienen zij ook tot vermeerdering der cellen, dus tot den groei van het lichaam. Het is duidelijk dat de hoeveelheid voedsel, die voor al deze verschillende doeleinden moet worden gebruikt, zeer verschillend is voor verschillende personen. Wetenschappelijk is zulks nauwkeurig te bepalen; maar wat weet de gewone mensch daarvan? Gelukkig behoeft hij er niets van te weten! Toch vindt hij in zekeren zin instinctmatig in zijn voeding de juiste maat, en wel door de gewaarwordingen, die wij honger en dorst noemen. Honger is een gewaarwording, die een ieder wel eens ondervonden heeft, maar waarvan hij toch niet in staat is een juiste bepaling te geven; in haar ontstaan speelt de maag zeker een rol, maar toch gaat zij niet van de maag alleen uit. Zij eischt gebiedend bevrediging en daardoor blijft het individu bestaan; algemeen bekend is het tot welke daden van geweld het dier of de natuurmensen door deze gewaarwording geleid kan worden.

Bij den beschaafden mensch is deze quaestie zeer samengesteld ten gevolge van datgene wat wij appetijt noemen; onze wil heeft ongetwijfeld invloed op onzen honger, hij vermag dien te onderdrukken. In hoe hooge mate zulks mogelijk is, bewijzen ons de merkwaardige waarnemingen van personen, die vrijwillig weken lang zonder eten blijven. Aan den anderen kant is bij den beschaafden mensch de honger alleen niet altijd voldoende om hem te doen eten: wij kunnen vaak, ondanks honger, toch niet in staat zijn om te eten, daar, zoo als wij dat uitdrukken, de appetijt ontbreekt. Nog vaker nemen wij dat verschijnsel bij zieken waar. Deze gewaarwording van ontbrekenden eetlust, terwijl men toch honger heeft, hangt nu kennelijk in de eerste plaats met onzen geestestoestand samen. Door den invloed van opvoeding en beschaving leeren wij onze nei-