DER ACHTTIENDE EEUW.

1?>

vijftig duizend kronen in een gemeen soort van gezelschap. Haar man vond dat allesbehalve aardig, en wilde haar in een klooster stoppen, waarop ze de vlucht nam. Te Lyon en elders, zelfs in kleine stadjes, heerschte de speelwoede. Van Lyon getuigt mevrouw De Franquières: „Het stedelijk bestuur heeft beloofd, alle hazardspelen met de vasten te doen ophouden ; dat zal bezwaarlijk te verwezenlijken zijn. Er valt zóó veel bij te winnen, dat men er niet licht van zal afstappen."

Die zich met hazardspel had te gronde gericht, nam niet zelden zijn toevlucht tot het openen van een speelbank. Dat had reeds op het laatst der vorige eeuw mevrouw d'Estrades gedaan. Een dame van lichte zeden volgde dat voorbeeld, en won daarmee iederen speelavond vierhonderd livres vrij geld, waarvan ze de helft aan haar beschermers moest afstaan. Zelfs de grootste heeren (b.v. de prins van Oarignan) hielden soms (met koninklijk brevet!) speelbanken. Welsprekend is hier ook een opgaaf van hetgeen de gouverneur van Lyon jaarlijks verdiende. Alleen uit de hazardspelen trok de man gemiddeld twaalf duizend livres per jaar!

II

()ok in andere opzichten dan het spel liet het eergevoel van de groote heeren der achttiende eeuw meestal veel te wenschen over. 't Was bij voorbeeld een zeer gewoon verschijnsel, dat zulk een sinjeur op kosten van zijn inaitres teerde. Dat placht hem in 't minst niet als iets oneervols te worden aangerekend. Had een rijke dame zin in een grooten heer, dan gebeurde 't niet zelden, dat ze hem geldelijk ondersteunde; en dan placht men dat geen van beide partijen kwalijk te nemen.

Een der weinige eervolle uitzonderingen levert ons de wakkere krijgsman Valfons. Op een souper bij een hooge dame hadden al de aanzittenden (dames zoowel als heeren) den mond vol over de erg choquante woorden, die deze toen nog jonge officier zich had laten ontvallen. Begrijp eens! de man had zich verstout te zeggen: „ 't Is me een