„tijdschrift voor Liturgie" schreef Pastoor Van Beukering: „Zooals wij weten, schrijft de H. Kerk in de Requiem-Missen voor tabernakel en altaar voor: het paars conopeum en paars antependium en het overige laat ze aan ons goed begrip en onzen smaak over.

Het is van groot gewicht dat de rouwbekleeding met dat fijn begrip en goeden smaak wordt aangebracht. Als in de kerken de ,,chapelle-ardente"-rie wordt voortgezet, dan worden de geloovigen in hun dikwijls wel goed bedoelde maar verkeerd begrepen uitingen van droefheid gelaten, zonder dat zij het teeken van een geestelijken troost herkennen, wat toch de bedoeling der rouwbekleeding in de kerk moet zijn. Spr. is ervan overtuigd, dat er in de kerken een rouwbekleeding kan worden aangebracht, die wèl een stemming van droefheid geeft, maar die niet doodsch, integendeel troostgevend is, omdat zij meer spreekt van een blijde hoop op het eeuwig leven. Het lijkkleed (voor volwassenen) kan volgens spr. paars zijn, of zwart met een paars kruis. (Zilver is te druk en te weelderig). De zes groote kandelaars bij de baar kunnen van prachtig donker ebbenhout zijn. Gesmeed-ijzeren kandelaars zijn hier ook heel goed. Bloemen moeten in de kerk achterwege blijven. Het misgewaad van den priester moet zwart zijn. (Het conopeum mag nimmer zwart zijn, daar dit in strijd is met het leven der H. Eucharistie die het omkleedt.) Rouw-,.versiering" is eigenlijk een verkeerde uitdrukking. Als wij rouwen, doen wij het tegenovergestelde van versieren; wij dienen te versoberen, te vereenvoudigen. Schrille en felle tonen (zooals bijv. zilver op zwart) moeten feitelijk bij den rouw niet worden toegepast. Gele waskaarsen verkieze men boven witte. De versieringen van antependium en wandgordijnen (liefst paarse) kunnen in matte kleuren worden aangebracht. Bij het kiezen der emblemen moeten wij niet te veel van den dood spreken, maar van het volgende leven. De stemming van rouw zij er ook tevens een van troost en hoop op de eeuwige zaligheid. De schilderijen boven de altaren worden bedekt, zooals versobering dit eischt. Het communiekleed moet wit blijven. Blinkende of schitterende voorwerpen worden uit het priesterkoor verwijderd. Laurier, als teeken van overwinning, past wel bij de rouwbekleeding. Voor alles streve men naar

soberheid, naar sprekenden eenvoud ook in de bidprentjes!

Men denke er immer aan, dat de Kerk bedroefd is in haar rouw, maar veel méér toch vol blijde hoop op het eeuwige licht, het eeuwige leven.

In verband met deze lezing, wijst Mgr. Callewaert op de vruchtbare samenwerking tusschen architecten, kunstenaars en liturgisten, welke samenwerking wij telkens weer kunnen zien op de bijeenkomsten voor Liturgie.

DE ABDIJKERK VAN MARIA-LAACH.

De vermaarde Benedictijner abdij, deel uitmakende van het beroemde klooster-complex Maria-Laach in den Eifel gelegen, vertoont sinds eenigen tijd sporen van verval. In hoofdzaak vindt de schade aan het bouwwerk hierin zijn oorzaak, dat door het in den loop der eeuwen dichtgegroeide omgevende terrein, de abdijkerk in een kuil kwam te staan, in welke het regenwater der omgeving samenvloeit en waardoor de grond, vooral in de nabijheid der fundamenten op welke de zware druklast hoofdzakelijk rust, zeer week werd, en eenige verzakking van het gebouw het gevolg was.

Op grond van nauwkeurige onderzoekingen kon prof. Rüth vaststellen, dat de muren overhellen. De gevolgen hiervan zijn de naar boven meer en meer uiteensplijtende muurscheuren, die den bouw zoo ernstig in gevaar brachten.

Thans zal met de restauratie van de basiliek een aanvang worden gemaakt onder leiding van den architect Martin Weber te Frankfurt.

ARBEIDERSWONINGEN IN SOVJET-RUSLAND.

Volgens een bericht in het orgaan der Russische vakverenigingen „Trud" van 19 Aug. 193 1 is men op het oogenblik bezig om 25 arbeiderswoningen te bouwen op de terreinen van de zinkfabriek „Gruszkaja" (district Makejewka in 't mijngebied van hët Donbekken). Het materiaal voor deze huizen wordt geleverd door de fabriek van bouwmaterialen te Bobruiske" Thans zijn er reeds 3 huizen klaar. Maar de bedrijfsraad van de zinkwitfabriek weigert de huizen te aanvaarden,

omdat gebleken is, dat ze absoluut onbewoonbaar zijn. Het bovengenoemde Sovjetorgaan schrijft dan letterlijk: „De muren van deze nieuw gebouwde huizen vertoonen thans reeds zulke scheuren, dat men er het daglicht doorheen kan zien. In dergelijke huizen zouden de arbeiders 's winters bevriezen. De vloeren zijn niet geverfd en men heeft ze in elkaar getimmerd uit afval van planken van de gemeenste soort." En dan durft Ernst May beweren, dat Sovjet-Rusland het eenige land is waar men voor de arbeiders ideale woningen bouwt!

(De Tijd.)

EEN STAD WAAR MEN NIET WONEN WIL.

Eenige jaren geleden besloot de Australische regeering tot den bouw van een moderne hoofdstad, waarin de laatste en nieuwste uitvindingen op het gebied der hygiëne werden toegepast. Canberra, de stad in de woestijn, zou een wonderstad, een ideale stad worden. Talrijke stedebouwkundigen ontwierpen de plannen. Groote parken en een breede stratenreeks werden aangelegd.

De bondsregeering, het parlement en de ambtenaren trokken naar de stad, doch de inwoners bleven weg. De groote huizenblokken bleven leeg staan, de parken werden verwaarloosd. Thans heeft de regeering besloten verderen nieuwbouw en parkaanleg stil te leggen.

Binnenkort zullen ook de regeeringsambtenaren de stad verlaten en na eenige jaren zal de stad, die met de meest moderne middelen der bouwtechniek uit den grond werd getooverd, nog slechts een ruïne zijn. Msb.

TECHNISCH NIEUWS

HET VERWIJDEREN VAN ASCH UIT KACHELS.

De onderstaande afbeelding toont een in Duitschland zoo juist gepatenteerde werkwijze voor den bouw van kachels met afvoerkanalen, z.g. aschschachten. Door de geheele woning worden naast de schoorsteenen ook deze schachten gemetseld en de kachels worden op beide aangesloten. Wanneer de asch verwijderd moet worden, dan doet men het benedendeurtje open en men pookt de asch dan direct de schacht in, waardoor stofvorming, welke anders bij het schoonmaken van kachels zoo hinderlijk is, wordt voorkomen.

Indien men daarbij de kachel nog stookt met de o.a. in 's-Gravenhage reeds veel gebruikte, in papieren zakken verpakte anthraciet, welke men met zak en al in de kachel gooit, en die men in een gewone kast in voorraad kan houden, dan is de grootste last van de kachelverwarming — de stofvorming — wel opgeheven.

02