206

CAESARS GALLISCHE VELDTOCHTEN

trent toch eenig bericht verwacht. Caesar schreef echter aan Balbus, dat het pakket waarin diens brief en de mijne waren, hem geheel doorweekt van het water was ter hand gesteld; hij wist daardoor niet eens, dat er een brief van mij in was, doch van Balbus' schrijven kon hij nog eenige woorden lezen. Hij antwoordde hierop het volgende: „Ik zie, dat gij iets over Cicero hebt geschreven, hetwelk ik niet heb begrepen; intusschen, als ik mij niet bedrieg, was het iets dat ik zeer wensch, doch nauwlijks durf te hopen." Daarom heb ik een tweeden brief geschreven van denzelfden inhoud. Dat Caesar ons zeer gunstig gezind is, zie ik uit alle berichten, welke ik ontvang. Bij uw terugkomst zal zijn antwoord op hetgeen gij verlangt wel hier zijn."

Zonder twijfel doelde Cicero hier op het verlangen van Quintus om een officiersplaats in het leger van Caesar te krijgen. Door zijn handigen agent Balbus schijnt Caesar zelf de "beide broeders op die gedachte gebracht te hebben, waarna Cicero voor Quintus het verzoek deed. De zaak kwam in orde en in Mei ontmoette Quintus Caesar in Piacenza, van waar hij met hem, als een van zijn onderbevelhebbers, naar Gallie reisde. De aanwinst van dezen officier was voor Caesar niet zonder beteekenis, ook in politiek opzicht. Zonder in hem een gijzelaar te zien voor Cicero's trouw, want daarvoor was Caesar's persoonlijkheid te fijn en te voornaam, vond hij in hem een man, die den band hechter maakte met den staatsman, die toch altijd nog een machtige factor was op politiek gebied.

De vriendschap van Caesar beschermde Cicero in de eerste plaats tegenover Clodius, die in dien tijd naar het ambt van praetor dong. Op Pompeius kon hij, zooals hij ondervonden had, in dit opzicht niet rekenen. Maar bovendien deed Caesar op „eerambten en roem" hopen. Misschien dacht Cicero daarbij aan het ambt van censor, in allen gevalle aan een priesterambt, dat hij dan ook kreeg, want na de nederlaag van Crassus bij Carrhae in 53 werd hij, in plaats van diens gesneuvelden zoon, in het college der auguren opgenomen. Verder schijnt hij, die dikwijls in financieele moeilijkheden verkeerde, ook geldelijke voordeden te hebben genoten. Want toen later de burgeroorlog uitbrak, uitte hij