428

DE LOTGEVALLEN VAN OVERSTE HELGESEN.

deren den heelen nacht in storm en regen onder den blooten hemel blijven.

Eene andere kleine geschiedenis is wat onschuldiger. Om die goed te begrijpen, moet men zich herinneren, dat de Sleeswijk-Holsteinsche landskieuren blauw-wit-rood, maar de Deensche rood-wit zijn. De eerste waren destijds ten strengste verboden. Nu waren er drie jongedames, tot de eerste families van Rendsburg behoorende, op het idee gekomen den ouden weerwolf eens geduchte ergernis te geven. De eene kleedde zich heelemaal in Jt blauw, de tweede in 't wit, de derde in 't rood en zoo defileerden ze, zij het dan ook met kloppende harten, voor de ambtelijke woning van den gouverneur heen en weer. Helgesen stond meesmuilend voor het raam en bekeek de dames een pooslang met welbehagen, en liet ze toen door zijn adjudant uitnoodigen, voor hem te verschijnen. Doodelijk verschrikt volgden de jongedames den adjudant: ze maakten zich al bang met een donker hok als gevangenis, toen ze in 't gouvernementsgebouw aankwamen. Niets van dat alles. Helgesen ontving haar met de meest mogelijke hoffelijkheid, liet ze een kop chocolade met koekjes presenteeren en hield ze bezig met scherts en jokkernij. Toen de dames een halfuurtje bij hem vertoefd hadden en eindelijk met verlicht hart afscheid wilden nemen, leidde hij ze galant tot aan de deur, maar... zei toen op eens: „het spijt me, de blauwe nog een oogenblik hier te moeten houden, en het zal me verheugen, de beide andere dames in de Deensche kleuren door de straat te zien wandelen."

Ik heb eenmaal als student Helgesen in Rendsburg bezocht. Reeds in de voorkamer kwam mij een geur te gemoet, alsof ik in eene menagerie binnenging, en de aanblik, waarvan ik genoot, toen ik in eene groote salonachtige kamer werd binnengeleid, rechtvaardigde inderdaad dezen indruk. In 't midden der kamer stond een langwerpige trog, die met allerlei soort van voeder gevuld was, en uit dezen trog aten naast elkander in broederlijke eensgezindheid eene menigte honden, eenige katten, een paar geiten, een vos, twee vischotters en drie konijntjes. Helgesen stond er bij in 't zeldzaamste habijt dat men zich ter wereld