344

HET JODENDOM IN DE 1 9"K EN 20S™ EEUW.

en als arbeider met gelijke rechten als de anderen aan de bevordering der algemeene beschaving en ontwikkeling medewerken wil.

De 19de eeuw was het tijdperk van het ten gronde neigen van het Jodendom, dat uit dankbaarheid voor eene schijnbare opname in de Europeesche volkenfamilie zijn eigen verleden en toekomst en daarmede zichzelf had willen ten offer brengen ; maar de 20ste eeuw belooft het tijdperk te zullen zijn van de verzameling van alle levenskrachtige en levenswaardige elementen van het Jodendom, die door het voornemen bezield zijn, de geschiedenis van het oude volk met zijne onverwoestelijke idealen van gerechtigheid, zedelijkheid, 'naastenliefde en zucht tot ontwikkeling verder voort te zetten.

In deze eeuw zal moeten worden beslist, of in het Jodendom het leven den dood zal overwinnen, dan wel het omgekeerde het geval zijn zal. Ik voor mij ben vol hoop. De Russische opperprocurator der H. Synode, Podjedonoszefi, die twintig jaar lang in Rusland de machtigste man na den tsaar was, zeide eens, dat hij zich de oplossing van het Jodenvraagstuk in Rusland zoo voorstelde, dat een derde der Joden zich zou laten doopen, een derde van honger zou omkomen en een derde het land verlaten zou.

Misschien is er voor zijn gevoelen wel iets te zeggen.

Wellicht zal in de 20ste eeuw een gedeelte van het Joodsche volk zich laten doopen, al zal het dan ook wel geen derde zijn. Een ander deel zal wel niet verhongeren, maar als proletariërs zich onder het sociaal-democratische vaandel scharen en daar vergeten, dat het ooit een deel van het Joodsche volk heeft uitgemaakt,

Een deel echter zal zich vereenigen tot een levenskrachtig Jodendom, dat zich door scheppende werkzaamheid zal onderscheiden, en dit gedeelte zal, daarvan mogen vrienden en vijanden zich verzekerd houden, een schoon, waardig, voornaam deel zijn van het verjongde oude volk.