DE HERSENEN VAN DEN HOND.

3s;;

gedachteuloozer plaats heeft. Ook dit heeft in veel opzichten een meerderwaardigheid tengevolge van het dier boven den mensch, die zoo dikwijls „von des Gedankens Bla,sse angekrankelt, die angeborene Farbe der Entschlieszung11 niet kan toonen. Moest de politiehond bijv. eerst nadenken, dan zou hij niet veel bruikbaarder zijn dan zijn baas; het wild zou ons tot een veel gemakkelijker buit vallen, indien het het zien van den jager niet met een onmiddellijke vlucht beantwoordde, indien het eerst den toestand eens kalm overzag. Voor deze opvatting bestaat een experiment in het groot bij menschen: Vroeger onderscheidde men bij de soldaten de ,/grepen". De geheele africhting om te verkrijgen dat bij het slotcommando tweeduizend man tegelijkertijd door een slag tegen het geweer het bekende klappende geluid maakten, bestond daarin, dat het machinaal geschiedde. Wie nadacht wat hij moest doen, kwam, zooals ik uit eigen droevige ervaring weet, onfeilbaar te laat, en liep straf op. In de militaire opvoeding maakt men dan ook zeer terecht onderscheid tusschen het drillen en het opvoeden van het verstand. Het drillen is zuiver associatievermogen van de zintuigscentra.

Het tot nog toe besprokene omvat echter, zooals ieder die honden kent inziet, niet alles wat wij onder verschillende omstandigheden bij hen waarnemen, en in nog mindere mate hetgeen wij bij ons zeiven zien. Behalve de zintuigwaarnemingen en het doelmatig gebruik daarvan, is er toch nog een ander moment, dat men het inzicht, het begrip zou kunnen noemen, het vermogen het waargenomene te begrijpen, daarnaar de handelingen in te richten, te onderdrukken of te veranderen, en voorts de gevolgen eener handeling te beoordeelen en latere handelingen in verband daarmede te bepalen. Ter verklaring van deze eigenschap moeten wij een bewustzijn aannemen, maar ook alleen hiervoor. Er bestaan geen waarnemingen, die tot de overigens algemeene meening zouden nopen dat het bewustzijn met alle andere uitingen van het zenuwstelsel zou samengaan, dat het bewustzijn een vanzelf sprekende eigenschap van het zenuwleven zou zijn. Het bewustzijn is iets dat met onze handelingen gepaard kan, maar niet behoeft te gaan. Wij be-