DE VERSPREIDING VAN PARASITISCHE ZWAMMEN.

391

geweest van verschillende gevallen, waarin planten haar gebied aanzienlijk hebben uitgebreid : ik wijs slechts op Modea, Oenothera, Erigeron canadense, die uit Noord-Amerika afkomstig zijn en op Senecio vernalis, die in Oost-Europa thuis hoort. Moge veelal de mensch daarbij een belangrijke rol gespeeld hebben, zeker is dit niet het geval bij de verspreiding van vele parasitische zwammen, die op onze cultuurplanten voorkomen, waarvan wij den oorsprong niet kennen en welker verspreiding wij, zooveel als ons maar eenigszins mogelijk is, tegengaan, meestal te vergeefs!

In de laatste tien jaar zijn er drie voorbeelden van een dergelijke snelle verbreiding van parasitische zwammen bekend geworden, zoodat het wellicht de moeite loont over de meest bekende van die zwerftochten een enkel woord te zeggen.

In de vorige eeuw waren het drie groote epidemieën, die hoogst belangrijke cultuurplanten aantastten, welke de aandacht van alle belanghebbenden trokken en in landbouwende kringen groote onrust verwekten. Het waren de zwam van de aardappelziekte (Phytophtora infestans), en die der druivenziekten (0'iclium Tuckeri en Plasmopara viticola), die vreeselijke verwoestingen aanrichtten; over deze ziekten is veel geschreven, mannen van hoog gezag in de wetenschap hebben middelen ter bestrijding daarvan trachten op te sporen, maar dat er een eind aan deze epidemieën gekomen is, ligt waarschijnlijk meer aan onbekende oorzaken en in de parasieten zelf dan in de methoden ter bestrijding.

De gevaarlijkste en meest uitgebreide epidemie heeft de aardappelzwam, Phytophtora infestans, teweeg gebracht; evenals de aardappelplant zelf is ook de parasiet uit Amerika afkomstig; het is onzeker in welk jaar en in welke streek deze laatste zich het eerst vertoond heeft, alleen weet men, dat omstreeks 1830 Madame Libert te Malmédy haar onder den naam van Botrgtis dcvastatrix heeft bekend gemaakt. Omtrent denzelfden tijd werd zij naar Duitschland overgebracht, maar gedurende eenige jaren hoorde men niet meer van haar spreken, tot zij in 1845 in alle aardappelbouwende landen van Europa met zulk een hevigheid optrad, dat het er alle schijn van had alsof het met den aard-