DM VERSPREIDING VAN PARASITISCHE ZWAMMEN.

langzame verbreiding van de eene streek naar een naburige zou men zich kunnen voorstellen, dat dieren, voornamelijk insecten, misschien ook wel cle mensch, daaraan deel genomen konden hebben, maar bij de plotselinge uitbarstingen over groote oppervlakten blijft als eenige factor de wind over. Wij zijn eins gerechtigd aan te nemen, dat de lucht de voornaamste drager der uiterst lichte sporen is, die over een groote oppervlakte verspreid worden en onvermijdelijk te gronde gaan, als zij niet in omstandigheden komen, gunstig voor hun ontkiemen. Daartoe belmoren in de eerste plaats vochtige en rustige lucht; het kiemvermogen dezer sporen schijnt beperkt en bij droogte zouden zij wellicht nog wel kunnen ontkiemen, maar zeker geen besmetting teweeg brengen. Er moeten dus verschillende meteorologische factoren samen werken, zal er een algemeene besmetting volgen; de wind moet eerst de sporen heinde en ver verspreiden, maar dan moeten windstilte en vochtigheid volgen.

Wij mogen dus besluiten, dat zekere epidemische ziekten der planten van meteorologische factoren afhankelijk zijn; er zal dus alleen onder bepaalde climatologische omstandigheden een gevaarlijke verbreiding der parasieten kunnen plaats hebben. Vraagt men nu, of in de ziektekunde deiplanten (phytopathologie) het vraagstuk van deze zijde beschouwd is, dan vindt men slechts eenige op zichzelf staande waarnemingen, waaruit men weinig besluiten kan trekken. Sommige waarnemers hebben bij het plotseling uitbreken van ziekten der planten ook op de weersgesteldheid gelet en die beschreven, maar een uitgebreid onderzoek op grond van officieele meteorologische gegevens ontbreekt ten eenenmale. De. eenige, die dit vraagstuk van een algemeener standpunt beschouwd heeft, is K. Sajo, die voor Hongarije de climatologische omstandigheden bepaalde, welke voor een „Peronosporajaar" of voor een „Oidiumjaar" onmisbaar schijnen. In korte woorden uitgedrukt, is voor Hongarije een hevig woeden van het oidium te wachten als cle weersgesteldheid gekenmerkt wordt door bijzonder veel voorkomende zuidwesten en westenwinden, door een lage gemiddelde temperatuur der zomermaanden en een geringen druk