ONZE LICHTBRONNEN.

77

konden zien te lezen. Dit alles was het gevolg van de omstandigheid dat de lichtbron, ondanks de grooter intensiteit harer stralen, betrekkelijk armer was aan roode stralen dan de gasvlammen, die vroeger in gebruik waren, en die daarentegen in een groote ruimte lang niet zooveel licht verspreidden als het gloeilicht. In dien eersten tijd was men van meening dat dit alles slechts een quaestie van gewoonte was, maar thans, nu reeds vele jaren verstreken zijn, kan men nog steeds waarnemen dat de Auerlampen veel lager boven de werktafels geplaatst zijn dan men, naar haar lichtsterkte te oordeelen, meenen zou dat noodig is.

De doodvijand van het gas, de Electriciteü, tracht van al deze onvolkomenheden partij te trekken en de meerdere kosten, die zij meebrengt, door beter licht te vergoeden. Als het electrisch booglicht in groote ruimten gebruikt wordt, zoodat men ten volle partij trekt van zijn groote lichtsterkte, dan is het zeker een goedkoope verlichting en tevens eene die het zonlicht het meest nabij komt; maar op kleiner schaal toegepast, b.v. in woningen van particulieren, is het twee- of driemaal duurder dan gasgloeilicht en alleen dan aan te bevelen als de soort van het licht qualitatief de voorkeur verdient. Terwijl het Auerlicht voor ons slechts daarom donkerder schijnt omdat er meer groene stralen noodig zijn om het gemis der ontbrekende roode te vergoeden, is de electrische gloeilamp in dit opzicht aangenamer voor het oog; daar zij echter voor hetzelfde geld vijf maal minder licht geeft, verdient van oeconomisch standpunt het gasgloeilicht de voorkeur.

Ondertusschen bleef men er steeds naar streven de electrische lampen te verbeteren: eerst beproefde men den electrischen lichtboog geringer intensiteit te geven en zoo ook voor de verlichting van vertrekken geschikt te maken; toen men echter zelfs met de zoogenaamde Lïlipulbooglamp, die men voor zich op tafel kon plaatsen, dit doel niet bereikte, zocht men uitkomst bij een vroegeren mededinger der gloeilampen met kooldraad, namelijk bij de toestellen, die volgens het beginsel van Nernst werkten.

Reeds vroeger had de kaars van Jablochkojf, die op dit beginsel berustte, de invoering van Edison's gloeilamp ernstig