AVapen van Suriname, zooals het in den optocht van 19 Februari 1887 te Paramaribo werd voorgesteld, met twee Indianen van den stam der Caraïben.

Kijkjes om en in Paramaribo,

Met autotypieën naar Photo,s. I.

KpIjpS^IiT woord: overbevolking, tegenwoordig veelvuldig gehoord in verband met de ellende door II || honderdduizenden in groote steden geleden, doet steeds voor mijn geestesoog verrijzen een H ï gebied, dat zeventien dagen stoomens van hier ligt. Een gebied: uitgestrekt en vruchtbaar, ™™. doch waar zoomin van het een als het ander voordeel kan getrokken worden, door gemis aan bewoners. Het door mij bedoelde land is onze West-Indische kolonie, zoowel Suriname als NederlandschGuyana geheeten, en gelegen aan de noordkust van Zuid-Amerika. Is het niet verklaarbaar, dat zoo dikwijls ik het woord overbevolking verneem, zoo vaak ik woningen in steegjes en sloppen menschenpakhuizen hoor noemen, plotseling allerlei gedachten mijn hoofd doorkruisen, wetende, dat er een land is, waar de Hollandsche vlag wappert en het Huis van Oranje wordt bemind, hetwelk bij viermalen de oppervlakte van Nederland — stelt het u. goed voor: vier Nederlanden aan elkaar (jehecM — een bevolkingheeft van nog geen 60,000 zielen. Dus: de gemeente Haarlem op een uitgestrektheid van vier keeren Nederland. Belachelijk weinig, hoor ik u zeggen. O ja, belachelijk weinig, maar ook nog iets anders: een betreurenswaard gering aantal. Wien zal de vruchtbaarheid van dien uitgestrekten bodem ten goede komen, wanneer er geen handen zijn om te zaaien en te maaien, droog te leggen en te graven'? En handen komen daartoe te kort — niet weinig ook.

Van Suriname werd. heel wat kwaad gesproken, wel te verstaan, nadat het tijdperk van verval was ingetreden, waardoor hetgeen eenigen van vroeger winsten nog over hadden, wegslonk als sneeuw voor de zon, en niettemin valt er, geheel in overeenstemming met de waarheid, vrij wat goeds van te zeggen. Bekijken wij het eens wat meer van nabij.

De natuur legt daar geen getuigenis af van de majesteit door ha*ar in andere streken geopenbaard. Naar indrukwekkende, overweldigende, den mensch zijn nietigheid doen gevoelende natuurtafereelen, zal men daar te vergeefs zoeken. Geen lachende meeren, wier blauwzilveren oppervlakten ons tot spelemeien