DE AFRIKAANSCHE GEVANGENE.*

Hervorming van het gevangeniswezen is een onderwerp, dat in de laatste jaren in de meeste landen — vooral in GrootBrittannië — in hooge mate de aandacht heeft getrokken. Commissies hebben zitting gehouden, verhandelingen zijn geschreven en genootschappen zijn opgericht om het lot van den misdadiger te verbeteren en men heeft ontegenzeggelijk aanmerkelijke vorderingen gemaakt. Niet alleen is tegenwoordig de behandeling van den gevangene menschelijker en rationeeler; de geheele houding tegenover de misdaad wordt gewijzigd.

Wanneer wij ons echter naar Afrika wenden, zullen wij zien, dat de toestand daar zeer ten achter is. De tegenwoordige gevangenis-inrichting zal in de meeste gevallen primitief en ongeschikt blijken; de behandeling der gevangenen kan er weinig aanspraak op maken, methodisch of wetenschappelijk te zijn; en het geheele systeem blijkt weinig beter dan een primitieve poging tot straffen, welke er zelfs in het geheel niet in slaagt, afschrik in te boezemen. Dat het een omvangrijk probleem is, zullen de cijfers van opsluiting in de gevangenissen over 1934 aantoonen. Het totaal voor de Afrikaansche Kroon-koloniën en gebieden zal, naar men zien zal, ongeveer 90.000 beloopen, betrekkelijk weinig tegenover Engelands half millioen, maar niettemin groot genoeg.

De uitgestrektheid der landen en de schaarschte der bevolking moeten moeilijkheden met zich meebrengen, welke nog vergroot worden door het gemis aan vervoermiddelen. Vandaar dat omvangrijke centralisatie onmogelijk wordt en dat alle gevangenen, behalve de voor langen tijd gedetineerden, zooveel mogelijk ondergebracht worden binnen een

* Ontleend aan „The Contemporary Review", Londen, Mei 1937-