WAPENFABRICAGE EN WAPENHANDEL

verworven. Vele staten stelden ratificatie afhankelijk van die der Vereenigde Staten en van andere landen met een aanzienlijke productie van wapenen. Ofschoon deze Conventie op handelend optreden wachtte, schonk de Voorbereidende Commissie voor de Ontwapeningsconferentie geen aandacht aan den handel in wapenen en dit onderwerp verscheen op geen enkele agenda van de algemeene ontwapeningsconferentie, toen deze den 2en Februari 1932 bijeenkwam.

Intusschen publiceert de Volkenbond met behulp van de onvoldoende officiƫele rapporten, die de Afdeeling Statistiek van de Sectie Ontwapening van den Volkenbond in staat is te bemachtigen, statistieken omtrent den Handel in Wapenen, Munitie en Oorlogsmateriaal. Deze zijn dan ook onvolledig en vol hiaten. Was de Conventie van St. Germain van 1919 of de Geneefsche Conventie betreffende den Handel in Wapenen van 1925 aangenomen, dan zou een stelsel van vergunningen en publiciteit in werking zijn geweest. Wij zouden op die manier in staat zijn geweest er ons van op de hoogte te stellen, waar de wapenfabrikanten hun producten verkochten.

Het belangrijkste deel van het probleem, dat aangaande de funeste uitwerking van de particuliere wapenindustrie, zooals die nader werd omschreven in Artikel 8 van het Handvest, heeft een soortgelijke geschiedenis gehad. Een van de voornaamste hinderpalen voor de aanneming van een desbetreffende conventie was de bewering van de Vereenigde Staten, dat de grondwet inmenging in particuliere zaken onmogelijk maakte, een tegenwerping, die reeds tegen de Conventie van St. Germain was aangevoerd. Tot de opening van de Ontwapeningsconferentie van 1932 toe was men het zelfs nog niet over een ontwerp-conventie eens geworden.

Zooals wij gezien hebben, werd in urgente resoluties, in 1922 en 1923 door de Volkenbondsvergaderingen aangenomen, den regeeringen met aandrang verzocht, hun aandacht te schenken aan dit probleem in verband met den handel in oorlogsbehoeften. In de vroegste periode van den Bond werd werkelijk geen enkel probleem krachtiger aangepakt dan dit. De Eerste Vergadering (1920) gaf opdracht het samen met de Conventie van St. Germain in studie te nemen. Dat was het uitgangspunt voor de Tijdelijke Gemengde Com-