LATIJNSCH-AIERIKA IN DE TWINTIGSTE EEÜW.1}

W. A. HIRST.

Als de reiziger de prachtige haven van Rio de Janeiro binnenkomt en „de zonnige zee ziet, de groene eilanden, die haar sieren, de door palmen omzoomde oevers en de kleur van den plantengroei op de berghellingen, een passende omlijsting voor de mooie gebouwen, esplanades en lanen, die zich aan het oog vertoonen," zou hij wanen in een land van schoonheid en romantiek te komen. Deze verwachting zal echter niet door zijn volgende ervaringen vervuld worden. Zuid-Amerika is geen land van schoonheid; zelfs de Andes, hoewel op een na de hoogste bergketen ter wereld, toont niet veel landschapsschoon; aan den Argentijnschen kant ziet de reusachtige Aconcagua er uit als een groote modderhoop met een paar witte strepen dicht bij den top. Aan de zijde van den Grooten Oceaan is het aanzien, behalve waar het beheerscht wordt door de groote salpeterwoestijnen, vriendelijker en boschrijker, maar de Andes als geheel stellen teleur.

Ook is Zuid-Amerika geen land van romantiek. Zijn bevolking heeft het koele, Latijnsche verstand; zij is materialistisch en praktisch. In de groote steden stellen de bewoners het meeste belang in geldverdienen en in de minder vooruitstrevende republieken houdt zij van een rustig bestaan. In Argentinië en Chili treedt de handel zeer op den voorgrond; zelfs hebben schrijvers, die deze landen bereisden er wel

i) Ontleend aan „The Contemporary Review," London, September 1929.